dinsdag 7 april 2015

Mahlers Zesde krijgt mistig slot



Mahler: Zesde symfonie. Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Yannick Nézet-Séguin

19/8, Concertgebouw, Amsterdam

Direct al bij het begin is het raak: rauw raggen de haren van de strijkstokken over de snaren, alsof ze rechtstreeks willen doorstoten naar de klappen van de houten hamer, aan het slot van Mahlers Zesde symfonie. Yannick Nézet-Séguin, chef-dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, straalt met zijn compacte lijf zoveel kracht uit dat hij zijn musici over hun eigen grenzen laat heen spelen. Hij raast door naar de laagste contrabastonen. Pas in de stilte die daarop volgt, laat hij zijn publiek naar adem happen.
Mahlers Zesde, zijn 'Tragische', dat is gesublimeerde angst, pijn, wanhoop. 'Als zweepslagen, als een woedeuitbarsting, als een klap met een bijl', zo instrueerde de componist zijn musici. Hij gaf ze als hulpstukken roeden, koebellen en die houten hamer met een gewicht waarvoor je als slagwerker een sportschoolabonnement moet afsluiten. Als tegenwicht zijn er etherische passages waaruit de maatstrepen lijken weggegumd.

Ook die onwerkelijke sferen heeft Nézet-Séguin in de vingers. Met koebellen in het orkest en achter de deur naar het podium, met een hemelse celesta en een wonderschone vioolsolo van de concertmeester laat hij je even ruiken aan een mooiere, betere wereld. Daarna gebeurt er iets vreemds. Het hamerende begin komt terug, maar de ideeën lijken uitgeput, alsof je op de repeatknop van je cd-speler hebt gedrukt. De tweede keer lijken de bekkens scheller en de trompetten harder. De gewiekste kleurenmenger die hij kan zijn, houdt zich verborgen.

Even komt hij terug. Na een deel van grillige tempowisselingen die zo onvoorspelbaar zijn dat het orkest ze nauwelijks kan bijbenen, neemt hij zijn musici bij de hand. Zacht leidt hij ze door een tedere liefdesdans, tegenhanger van het ruige openingsdeel. Dit is de Yannick op wie we bij zijn aantreden in 2008 op slag verliefd zijn geworden, de Yannick voor wie de grote orkesten in Wenen, Berlijn en Londen in de rij staan.

Die verdwijnt weer in het slotdeel. Waar Mahler tot ver over de grenzen van zijn tijd reikt en de vorm zo uitbeent dat hij er een nieuwlichter als Schönberg mee op de banken kreeg, uitgerekend op die lastig te doorgronden plek laat Yannick zijn publiek verweesd achter. De krachtige harp, de piccolospeelster die haar toon onweerstaanbaar dempt, ze kunnen niet voorkomen dat de lijn in de compositie zoekraakt. Op het moment waarop de hamer op het houten hakblok valt, verdwijnen de hoofden van de slagwerkers op de achterste rij in een stofwolk. Nog mistiger is de indruk die Nézet-Séguin met zijn uitvoering achterlaat.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 21 augustus 2014

Geen opmerkingen:

Een reactie posten