AAA-festival. Glanert, Hillborg, Bartók, Lutoslawski,
Penderecki, Martin Fröst, Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Xian Zhang.
Amsterdam, Concertgebouw, 23/1. Tot 25 januari 2014.
De zwarte films van de gebroeders Quay komen eraan te pas,
een essay van de filosoof René Gude, een voorstelling van Toneelgroep Amsterdam: de AAA-serie van
het Concertgebouworkest is uitgegroeid tot een festival waarin een thema
binnenstebuiten wordt gekeerd door er op zoveel mogelijk manieren naar te
kijken.
The human body heet de huidige editie en de klarinettist
Martin Fröst vormde de link tussen dat lichaam en muziek. Fröst is de Michael
Jackson van de klarinet. Zijn ranke lijf kan hij laten schokken en slangachtig
kronkelen terwijl hij zijn ademhaling beheerst de klarinet in stuurt.
Voor de mini-opera Peacock Tales, van de Zweedse componist
Anders Hillborg, maakte het orkest plaats voor een kleine dansvloer, podium voor
Martin Fröst. Het stuk begint als een dromerige zanglijn voor alleen de
klarinet maar dan slaat de stemming om. Fröst draait zich weg van het publiek,
het concertlicht gaat uit en het theater begint. Met een Venetiaans masker op
speelt hij heen en weer schietende figuren, terwijl hij bruuske bewegingen
danst en zijn klarinet overdwars draait als een danspartner. De muziek verandert,
krijgt klezmertrekjes en fffft – Fröst blaast als een tovenaar de muziek uit.
In de volgende episode heeft hij zijn masker omgedraaid – de drie
harlekijnspunten zijn duivelse hoorntjes geworden en de muziek verschiet van
kleur, wordt grimmig. Uiteindelijk klinkt er geneurie in het orkest tot Fröst
de muziek definitief uitblaast.
Het is muziek die uitnodigt en prikkelt, en die door de
Chinese dirigente Xian Zhang verbluffend beheerst werd gebracht.
Detlev Glanert schreef voor het 125-jarig jubileum van het
Concertgebouworkest het gloednieuwe orkestwerk Frenesia. Voor hem is muziek een
organisme dat als een spier beweegt. Frenesia beschrijft hij als ‘een portret
van de mens van nu, met zijn lichamelijkheid, zijn zenuwstelsel, zijn spieren
en bewegingen’.
Hij trekt een lijn naar Ein Heldenleben, het stuk dat in
1898 door Richard Strauss werd opgedragen aan een jong Concertgebouworkest. Beide
zijn het directe, emotionele werken voor een uit de kluiten gewassen bezetting.
Tussen de zware paukenknal waarmee Glanerts stuk begint en de ijle harp waarmee
het eindigt slingert hij je heen en weer tussen betonnen orkestmuren en
ritselende vioolbevingen, een wonderschone fluitsolo en een swingende kleine
trom – hij wil niet alleen Strauss vangen maar ook de lichte sfeer van West
side story. Vanuit de zaal zag hij hoe Xian Zhang en het Concertgebouworkest
zijn stuk direct al bij de première in het hart wisten te raken.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 25 januari 2014
Geen opmerkingen:
Een reactie posten