maandag 4 juni 2012

Lilith, eeuwige nomade


Claron McFadden en Jeroen Willems in Lilith

Adam en Eva – het lijkt alsof er geen speld tussen dit oerkoppel te krijgen is. Maar de zangeres en actrice Claron McFadden gaat in haar eerste eigen theatervoorstelling een stap terug, naar Lilith, de vrouw die ooit uit dezelfde klei werd geschapen als Adam. Ze was zijn gelijke en ze werden een paar maar juist door die gelijkwaardigheid ging het mis. Adam wilde een vrouw die dienstbaar zou zijn, die tijdens de seks onder hem zou liggen en zijn kinderen zou baren. Lilith weigerde. Ze vertrok en leefde verder in een oneindig, dolend bestaan, zoekend naar warmte bij Thomas, Magnus, de duivelse Samael en een hele rij andere minnaars. Adam vond zijn ondergeschikte in de brave, gehoorzame Eva maar in de voorstelling blijft de verleidelijke Lilith zijn gedachten beheersen.
Lilith, door McFadden zelf gespeeld en gezongen, is een nomade, eeuwig op zoek naar een thuis. Ze stapt de voorstelling binnen met een sjaal over haar hoofd en een archaïsch strijkinstrument in haar handen. De enige andere figuur op het podium is een pianist. Hij was al aan het spelen voordat de voorstelling begon en lijkt een onbeduidende figuur, zeker naast de kracht die Lilith uitstraalt. Als ze haar sjaal afdoet, stapt ze met haar korte haar en haar strakke zwarte top zo de 21ste eeuw binnen. Ze schenkt zichzelf een glas in en zingt aan de piano een jazznummer. Maar als Adam (Jeroen Willems) op een filmscherm naast haar verschijnt, verandert de sfeer. Hij vertelt over zijn leven en, vooral, zijn verlangen naar Lilith.   
De regisseur Frans Weisz plaatst de drie personages in verschillende dimensies. Lilith zingt en acteert live op het podium. Adam zingt en acteert ook, maar blijft doordat hij gefilmd is meer op afstand. De pianist (Dimitar Bodurov) is een stoïcijns voor zich uit kijkende constante in het toneelbeeld. Onaangedaan speelt hij muziek die je in de bar van een goed hotel hoort: jazzy maar niet te opdringerig, een smaakvol klankbehang waar niemand zich aan stoort. Maar de dimensies verschuiven en gaan in de loop van de voorstelling een relatie aan. De muziek verandert, wordt grillig en onheilspellend door het contact met de vrouw, met Lilith. In momenten van eenzaamheid roept ze de pianist aan, die nu ook de Grote Opperbestuurder zou kunnen zijn, die uiteindelijk aan alle touwtjes trekt.
Adam raakt op het filmdoek steeds meer bezeten van de vrouw die in die verre, andere dimensie leeft. Hij verleidt haar met zijn woorden en trekt haar uiteindelijk zijn eigen wereld binnen. De verkrachtingsscène die dan volgt is indrukwekkend, ook doordat samen met de lichamen ook de media film en theater in elkaar opgaan. Maar terwijl technisch alles vlekkeloos verloopt, blijven Lilith en Adam alleen en eenzaam achter. Die onmogelijkheid om als man en vrouw gelijkwaardig te zijn en één te worden met de ander is door McFadden en Weisz groots neergezet.  


Holland Festival
Muziektheater
Lilith – Claron McFadden. Carola Luther (libretto), Dimitar Bodurov (muziek). Muziektheater Transparant. Regie: Frans Weisz. Claron McFadden, Jeroen Willems, Dimitar Bodurov. Amsterdam, Theater Bellevue, 2 juni.
de Volkskrant, 4 juni 2012

vrijdag 1 juni 2012

Harnoncourt geeft extremen in Missa solemnis het volle pond


Het Koninklijk Concertgebouworkest reist die weekeinde met de dirigent Nikolaus Harnoncourt (82) naar Londen. In Barbican Hall staat een uitvoering van Beethovens Missa solemnis op het programma. Bij die gelegenheid wordt aan Harnoncourt de Gold Medal van de Royal Philharmonic Society (RPS) uitgereikt. Het is de meest prestigieuze onderscheiding die in het Verenigd Koninkrijk aan een musicus voor live uitvoeringen wordt toegekend. Componisten als Brahms, Richard Strauss en Stravinsky en dirigenten als Abbado, Haitink en Rattle gingen Harnoncourt voor.

De Britten kunnen uitzien naar een Missa solemnis die met geen andere uitvoering te vergelijken is. 85 minuten lang slingert Beethoven je heen en weer tussen ingetogen droefheid en extatische juichkreten, tussen massale overgave en persoonlijke devotie, tussen overdonderende koorpassages en een Sanctus dat transformeert tot vioolconcert. Harnoncourt zet die uitersten nog eens extra aan.

De dirigent die aan de wieg stond van de historisch georiënteerde uitvoeringspraktijk gaat voor zijn interpretatie terug naar een door Beethoven zelf gecorrigeerd afschrift van de autograaf. Aan het Concertgebouworkest vroeg hij om vol klinkende, Duitse trompetten om zijn interpretatie kracht bij te zetten. Die pakten samen met de sopranen van het Groot Omroepkoor flink uit, maar in minder dan een seconde kon hij de stemming laten omslaan en van zijn musici het uiterste in kwetsbaarheid vragen. En hij ging nog verder. Beethovens tempoaanduidingen en ritmes legde hij onder een vergrootglas, zodat de toch al extreme compositie er nog een extra radicale, onverwisselbaar Harnoncourtiaanse onderlaag bij kreeg. Dat pakte niet altijd goed uit. Op sommige momenten dreef hij de tegenstellingen zo op de spits dat ze bestudeerd aandeden.

Naar het einde toe verdwenen de intellectuele trekjes naar de achtergrond. Magisch was het Sanctus, met een hartveroverende vioolsolo van Liviu Prunaru, de concertmeester van het orkest, en milde, bijna gesproken woorden van de solozangers.

Harnoncourt heeft voor de Missa solemnis een unieke combinatie van musici tot zijn beschikking. Naast het Concertgebouworkest en de zangers van het Groot Omroepkoor zingt de sopraan Marlis Petersen Beethovens tot in de hemel reikende noten zonder haar stem geweld aan te doen. De tenor Werner Güra, de bas Gerald Finley en de alt Elisabeth Kulman, een nieuwe naam bij het orkest, doen niet voor haar onder.

Het wordt een feest, in het Londense Barbican, en een eerbetoon van Harnoncourt aan zijn jarenlange innige relatie met het Koninklijk Concertgebouworkest.

Beethoven: Missa solemnis. Marlis Petersen, Elisabeth Kulman, Werner Güra, Gerald Finley, Groot Omroepkoor, Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Amsterdam, Concertgebouw, 19/4. Herhaling: 25/4. Uitzending via Radio 4 op 29/4.

de Volkskrant, 21 april 2012

Nederlands Kamerkoor verbindt Nederlands met Japans oorlogsleed


muziek 
Gesualdo, Bach, De Leeuw, Escher, Hayashi. Nederlands Kamerkoor o.l.v. Peter Dijkstra. Utrecht, Pieterskerk, 27/4. Herhalingen: 1/5 (Zwolle), 2/5 (Leeuwarden), 3/5 (Leiden), 4/5 (Amsterdam). Uitzending: 4/5, 20.15 uur via Radio 4.
Terwijl de straten zich oranje kleurden voor de viering van Koninginnedag stonden het Nederlands Kamerkoor en de dirigent Peter Dijkstra stil bij vernietigde steden en het persoonlijke leed van oorlogsslachtoffers. In de Utrechtse Pieterskerk zongen de 24 zangers lange lappen zorgvuldig geformuleerde dichtregels in composities die Ton de Leeuw en Rudolf Escher aan de oorlog wijdden. Bij de Japanse componist Hikaru Hayashi (1931-2012) ging het anders toe. Hij begint zijn klaagzang met gestamelde woorden die mogelijk letterlijk zijn ontsnapt aan de lippen van een stervende in Hiroshima:
Alsjeblieft geef mij water, ah
Alsjeblieft laat het me drinken
Ik ben liever dood, ah
Alsjeblieft iemand
Water
Iemand
De lucht is verscheurd
Steden zijn verdwenen
Een rivier stroomt er doorheen 

In de laatste drie regels zwijgt de stem. Met de stad zijn ook de bewoners weggevaagd. Het gedicht besluit met een sobere constatering: alleen de natuur gaat onverstoorbaar door.
Tegenover de tekst, die door zijn directheid zo afwijkt van die van de andere composities op het programma, staan de minutieus uitgewerkte noten van Hayashi: indringende lijnen, met beweeglijk wenende vrouwenstemmen en dissonante koorklanken. Doordat Hayashi de zangers vaak synchroon laat zingen, is iedere lettergreep te volgen. Zo valt, zeker in de verbluffend lenige uitvoering van Peter Dijkstra en het Kamerkoor, de tegenstelling tussen de rauwe woorden en de precieze kleuring van de noten extra op.
‘Give me water’ is onderdeel van het programma Vrede en verdriet, waarmee het Nederlands Kamerkoor de oorlogsslachtoffers wil gedenken. In Bachs beroemde rouwcantate Actus Tragicus
kreeg het koor versterking van het blokfluitkoppel Erik Bosgraaf en Michael Form. Peter Dijkstra liet horen dat je voor sfeer en articulatie, kleur en vaart bij hem aan het goede adres bent, al lieten sommige koorzangers zich in hun solo’s niet van hun sterkste kant zien. In Gesualdo’s motetten uit de Responsoria voor de Goede Week, in Ton de Leeuws Elégie pour les villes détruites (1994) en in Rudolf Eschers Le vrai visage de la paix (1953) hoeft niemand de leden van het Nederlands Kamerkoor en zijn vaste gastdirigent nog iets wijs te maken.
Tijdens het 4 mei-concert in Amsterdam vervalt de compositie van Hayashi. Dan draagt Remco Campert in het Concertgebouw een aantal van zijn gedichten voor.
Biëlla Luttmer   
de Volkskrant, 30 april
        

Bruckner volgens Haitink en Van Zwol


Anton Bruckner: Vijfde symfonie. Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. Amsterdam, Concertgebouw, 16/5. Herhaling op 18/5. Uitzending via Radio 4 op 27/5 om 14.15 uur.
Het Koninklijk Concertgebouworkest viert de maand van de chefs. Na Riccardo Chailly (de vorige) en Mariss Jansons (de huidige) schuift Bernard Haitink aan op zijn voormalige vaste stek aan de Van Baerlestraat. Hij richt de schijnwerpers op één symfonie, de Vijfde van Anton Bruckner, goed voor 80 minuten muziek. Wie haast heeft kan om vijf over half tien weer op de stoep staan, moe van de heftige emoties en een schat aan eenmalige ervaringen rijker.
De machtige Vijfde symfonie, de compositie die Bruckner ‘voor geen 1000 gulden nog eens zou schrijven’ gaat tot het uiterste. Hij sluipt op kousenvoeten binnen, met zacht geplukte celli en contrabassen, en lijnen van de alten en de violen die dicht tegen elkaar aan wrijven. Even houdt het orkest de adem in. Als na die stilte de koperblazers voluit gaan en de hoogte in schieten trekt er een schok door de zaal, zeker in de lezing van Bernard Haitink, eredirigent van het orkest.
Haitink, 83 inmiddels, heeft zijn visie op Bruckner jarenlang ververst en aangescherpt. Wereldwijd hebben de belangrijkste orkesten kennis gemaakt met zijn gedachten over de componist die het oude meerstemmige lijnenspel, de gewijde koralen en de registers van het kerkorgel heeft getransponeerd naar het symfonieorkest. In de Vijfde zet Haitink de extremen scherp aan, met contrabassen die zich klein maken en daar tegenover schallende trompetten.
Tegen een achtergrond van zacht getokkelde snaren blies de hobo in het langzame tweede deel een lome, schitterend getimede solo. Later, in het derde deel, zou Haitink met een uitnodigende zwaai van zijn linkerarm de devote componist veranderen in een man van de wereld. Met een lekker hoog tempo en een klarinet die uit de pas loopt stond er een frivole Bruckner op.
In de finale hernam Haitink met minieme handbewegingen de concentratie van het begin en na afloop stond het orkest als één man op om voor hem te applaudisseren.
Nauwelijks een kwartier later had Haitink zich herpakt. Fris liep hij de foyer in om het eerste exemplaar in ontvangst te nemen van de biografie die de Brucknerexpert Cornelis van Zwol net heeft uitgebracht. Zijn 800 pagina’s dikke levenswerk ligt vanaf deze week in de winkel. De lovende woorden die Haitink bij de uitreiking sprak maken nieuwsgierig naar de inhoud.
Biëlla Luttmer 
de Volkskrant, 18 mei 2012


  

Organisatorische horror bij ZaterdagMatinee


Opera
Giacomo Puccini: Tosca. Solisten, Groot Omroepkoor, Vocaal Talent Nederland, Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Pinchas Steinberg. Amsterdam, Concertgebouw, 19/5.
In Puccini’s Tosca gaat het er zelfs voor operabegrippen heftig aan toe. Die spanning zit in het orkest, waar de eerste akkoorden je al van je stoel blazen, in de aria’s die woelen in hersenregio’s ver weg van het bewustzijn, en in het verhaal. Dat is naargeestiger dan een griezelfilm van Hitchcock.
Voor de Tosca die in concertvorm in de ZaterdagMatinee ging, kwam daar een organisatorische horror bij. Al bij de voorbereiding waren er tenoren, bassen en baritons omgevallen en uiteindelijk net op tijd vervangen. Totdat de ster van de voorstelling, Violeta Urmana, de avond voor het concert afbelde. Met spoed kon Cellia Costea worden ingevlogen, een Roemeense sopraan die eerder bij de Nederlandse Opera in Mozarts ‘Figaro’ had gestaan. Ze had 20 minuten om met de dirigent de tempi door te nemen, een slok water te nemen en in haar avondjurk te stappen. Een halfuur later dan gepland kon de Matinee toch nog van start gaan.
Costea begon wat braaf aan haar vertolking van de rol van jaloerse zangeres die in elke vrouw op het doek van haar schilder Cavaradossi een rivale ziet. Toen er echt gevaar dreigde en ze hoorde hoe Mario Cavaradossi door de sadistische politiechef Scarpia wordt gemarteld, kreeg haar Tosca reliëf. Geholpen door de onderstroom die Puccini in de strijkerspartijen heeft gelegd maakte ze haar verscheurdheid voelbaar. Na haar subliem gezongen aria ‘Vissi d’arte, vissi d’amore’ lag de Grote Zaal van het Concertgebouw aan haar voeten.
Ook de mannelijke hoofdrollen van Cavaradossi (Giorgio Berrugi) en Scarpia (Carlos Almaguer) waren formidabel bezet. Berrugi heeft een stem die als een laserstraal door het orkestgeluid heen klieft. Als hij met de dood voor ogen naar de sterrenhemel kijkt en zijn laatste aria zingt, weet hij echt te ontroeren. De donderkracht van Almaguer lijkt gemaakt voor de rol van Scarpia. Hij kreeg stevig weerwoord van het Groot Omroepkoor en de jonge zangers van Vocaal Talent Nederland.
De man die alles bij elkaar hield was Pinchas Steinberg, operadirigent van statuur. Met heldere gebaren en lenige tempi stuurde hij het Radio Filharmonisch Orkest door de partituur.         
Hulde aan Steinberg, Costea, Berrugi en Almaguer. En aan Mauricio Fernández, verantwoordelijk voor de casting in de Matinee, die de trein op de rails wist te houden.
Wie de smaak te pakken heeft en een geënsceneerde Tosca wil meemaken kan in mei 2013 bij Opera Zuid terecht.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 21 mei 2012



Slagwerkspektakel met rozig gonzende pauken


Varèse, Reich, Keuris, Diderik Wagenaar, Higdon. Colin Currie, Symfonieorkest van het Koninklijk Conservatorium, Residentieorkest o.l.v. Antony Hermus.  Den Haag, Schönbergzaal, 26/5.
Als het Residentieorkest doet waar het goed in is, vonkt het op de bühne. Met alle terechte kritiek op het Haagse ensemble zou je het bijna vergeten, maar er is ook nog een traditie hoog te houden. Dirigenten als Willem van Otterloo, Pierre Monteux en Hans Rosbaud maakten het in de vorige eeuw tot een zinderende broedplaats van nieuwe muziek. Tijdens het Slagwerkspektakel in Den Haag prikte er een vonkje hoop dat die frisse gretigheid opnieuw zou kunnen opvlammen.
Het eenmalige spektakel werd gehouden in de Schönbergzaal van het Koninklijk Conservatorium, de plek waar ooit Olivier Messiaen en zo veel andere grote componisten hun meestercursussen gaven. De dirigent Antony Hermus (38), die al op zijn 29ste in de Duitse stad Hagen werd benoemd als Generalmusikdirektor en vervolgens in Dessau een mooie carrière heeft opgebouwd, was ervoor terug gereisd naar Nederland. Uit zijn slag spreekt exactheid en energie. Met zekere hand, hoog vanuit de schouders, leidde hij zijn eerste optreden met het Residentieorkest.
Vanuit de zachte mengkleuren van Diderik Wagenaars compositie Solenne, uit 1992 ging het naar een gierende klarinet en slagwerkexplosies in Edgard Varèses Intégrales (1925). De musici van het Koninklijk Conservatorium namen het stokje over in Tristan Keuris’ Catena (1988). Met Antony Hermus als sfeermaker schroeiden koperblazers zich aan het metaal van de slagwerkinstrumenten. En ziedaar: met een bloedmooie marimbasolo en rozig gonzende pauken lieten de Haagse slagwerkstudenten horen dat klank nog altijd de ruggengraat vormt van hun beroemde school.
Na de pauze was het podium weer voor het Residentieorkest. Voor Steve Reichs Variations (1979) met zijn langs elkaar schurende ritmes was de fine fleur aan slagwerkers uit de Nederlandse orkesten geplukt. In Jennifer Higdons filmische Slagwerkconcert (2005) schoof de Schotse virtuoos Colin Currie achter de marimba, de xylofoon, de woodblocks en andere slagwerkinstrumenten. Geweldig hoe een trits slagwerkers hem vanaf de achterste rij van het orkest als een schaduw volgden in zijn krachtige performance.
Jammer dat de euforie van deze uitdagende avond zich beperkte tot enkele honderden liefhebbers. Wat een verschil met Pinkpop, ruim 200 kilometer verderop, waar op datzelfde moment duizenden jonge mensen in de ban raakten van muziek die soms niet eens zo ver afstaat van de uitdagend swingende ritmes van deze sublieme Haagse slagwerkers.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 29 mei 2012