dinsdag 4 november 2008

Laurie Anderson in Groningen

Laurie Anderson
De kaartjescontrole gaat in Groningen direct over in een strenge inspectie van de tassen. Nee, dit is niet het begin van een vliegreis maar de ingang van Muziekcentrum de Oosterpoort, plaats van handeling van het festival Americans. Dat levert niet alleen een kleine staalkaart van het Amerikaanse componeren van dit moment, maar geeft daarnaast ook commentaar op de samenleving van het land. Aan de staalkaartkant: werk van Alvin Curran, John Zorn, Michael Gordon. Aan de commentaarkant: Laurie Anderson.
 Anderson (61), vooral bekend van het nummer O superman uit 1981, is de grote publiekstrekker van het festival. Voor haar avondvullende performance Homeland, met zang en gitaarspel van echtgenoot Lou Reed, zijn de kaarten lang van tevoren uitverkocht. In het werk van Anderson is muziek is een bijproduct. De summiere composities dienen eerst en vooral om haar teksten te ondersteunen. Die zijn prachtig surrealistisch van sfeer. Anderson kan de Amerikaanse samenleving beschrijven alsof ze van een andere planeet naar kijkt. Ondanks haar gepeperde kritiek is ze verknocht aan ‘het land waar kinderen leren lachen door hun tanden te laten zien’. In Requiem for my brothers + sisters onthult ze: Losing your country is losing your heart.
De muziek onder haar woorden is popachtig eenvoudig (in Homeland) of geleend (van Arvo Pärt in Fratres/Requiem). Maar ook dan blijft het helemaal Laurie Anderson. Haar werk krijgt pas door haar stem zijn identiteit, zoals een nummer van de Velvet Underground pas een Undergroundnummer werd door de stem van Lou Reed.
Nieuw en vertrouwd tegelijk is de compositie Industry van Michael Gordon (1965). In de versie voor elektrische viool laat de soliste Monica Germino een eenvoudig motiefje ontsporen. Haar viooltoon wordt steeds ruiger en uitzinniger vervormd, totdat er alleen nog gierende en bonkende elektroklanken over zijn, zoals een gitaarsolo van een band uit de jaren ’70. 
Alvin Curran (1938), ooit een van de pioniers op het gebied van de live elektronica, laat tegenwoordig de specifieke karaktertrekken van een locatie in zijn werk doorklinken. In Beams II, een performance voor 35 musici, fungeert de oude Groningse Der Aa-kerk als klankkast. Musici lopen in een uitgekiende choreografie door de ruimte en gebruiken niet alleen hun stem en hun instrumenten maar ook het geluid van vallende metalen staven, houtblokken, basketballen. De uiteenlopende klankeigenschappen komen samen tot één overweldigend Dies irae.  Kinderen kruipen bij hun ouders op schoot. Een jongetje wordt huilend naar buiten gedragen.  
Wie behoefte heeft aan meer Amerikaans kan morgen doorschuiven naar de Groningse Stadsschouwburg voor De grote verkiezingsshow van het Zuidelijk Toneel. Voor de echte diehards is er ’s nachts een workshop cheerleaden.
Festival Americans van Stichting Prime en het Noord Nederlands Orkest. Uitzending op 7 en 14 januari via Radio 6.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 4 november 2008

zaterdag 7 juni 2008

Krystian Zimerman zet zijn handtekening



Een van de mooiste analyses van een muziekwerk staat in Doktor Faustus, de laatste grote roman van Thomas Mann. Daarin wordt een muziekleraar opgevoerd, Wendell Kretzschmar, die aan een gezelschap van jongeren het wezen van de kunst wil uitleggen. Van Beethovens laatste pianosonate, en in het bijzonder van het tweede ‘arietta’-deel, de finale, maakt Kretzschmar een metafoor met vele gezichten. Een daarvan is die van eenvoud die de meest complexe levensvragen in zich draagt.
Geen idee of de pianist Krystian Zimerman Doktor Faustus heeft gelezen, maar de interpretatie die hij zijn publiek in de serie Meesterpianisten voorlegde, past tamelijk nauwkeurig op Kretzschmars beschrijving. De drie noten van Beethovens motiefje klonken eerst helder en adequaat, als een gedegen basis voor de variatietechniek die de componist erop loslaat. Maar vervolgens legde Zimerman de vinger op de bijna persoonlijke ontwikkeling die het themaatje doormaakt. Je hoort voorzichtige stappen naar volwassenheid, stormachtige groei en uiteindelijk, aarzelend, verval in de gedaante van steeds hogere, steeds abstractere trillers. Ze klonken als meer dan Beethovens noten, werden vehikel voor Zimermans eigen bekentenissen: een rijke en complexe mix van ballast en bagage van een man die de 50 is gepasseerd.
Krystian Zimerman is sinds jaar en dag een musicus die de onderste steen boven wil halen in alles wat hij doet. Zijn optredens, altijd op eigen instrumenten, kunnen door hun perfectie gemakkelijk de indruk wekken van een gladde, moeiteloze performance, maar in de lagen onder dat rimpelloze oppervlak borrelt en gist het. Bachs Tweede partita zette hij in met razende akkoorden. In de kalmere delen zocht hij het vooral in de vele verschillende schakeringen die liggen tussen zacht en fluisterzacht, licht en ultralicht. De indruk die het sterkst bleef hangen was die van een weldadige harmonie. Maar Karol Szymanowski’s variatiecyclus op. 10, gebaseerd op een volksliedje uit Zimermans vaderland Polen, bracht rauwe oerinstincten aan de oppervlakte. De treurmars, het achtste van de tien variatiedelen, liet de pianist van een ongewoon gekwelde kant zien. En opnieuw waren het de bijna intieme ontboezemingen die zijn recital onvergetelijk maakten.    
Thomas Mann heeft in Kretzschmars analyse van Beethovens ‘arietta’ de handtekening verweven van zijn grote muziekadviseur Theodor Wiesengrund Adorno. Wie-sengrund, zingt de muziekleraar op de noten van het variatiethema. Zi-merman past evengoed.  

Bach, Beethoven, Brahms, Szymanowski. Krystian Zimerman, piano. Amsterdam, Concertgebouw, 15/6. 

 de Volkskrant, 7 juni 2008