woensdag 16 november 2011

Opmars van de jonge snaken - dirigenten anno 2011

Gustavo Dudamel Foto: Klaus Rudolph


De aansprekendste dirigenten van dit moment zijn de jonge. Ze leiden een orkest niet alleen vanuit hun kennis, maar vooral ook vanuit hun intuïtie.

Het gemonkel dat de 27-jarige Bernard Haitink opving - ‘god kijk nu eens, wat een baby’ - toen hij in 1956 voor het eerst de Grote Trap in het Concertgebouw afdaalde, is anno 2011 ondenkbaar. De nieuwe chefs zijn twintigers, dertigers hooguit. Ze heten Gustavo Dudamel, Yannick Nézet-Séguin, Pablo Heras-Casado en Andris Nelsons. Ze komen niet louter uit de centra van de westerse muziek maar ook uit veraf gelegen provincies als Venezuela, Canada, Spanje, Letland. Deze maand kunnen we een handjevol godenzonen zien debuteren op de Nederlandse podia: de Brit Robin Ticciati de afgelopen week bij het Koninklijk Concertgebouworkest – hij kreeg lauwe kritieken. Heras-Casado werd in Den Haag bejubeld en staat vrijdag voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest.
De Let Andris Nelsons ligt op die nieuwkomers een belangrijke stap voor. Hij heeft zijn eerste tournee met het Concertgebouworkest achter de rug en mag deze week voor de tweede keer mee op reis. Jan Raes, algemeen directeur van het Koninklijk Concertgebouworkest: ‘Op tournee gaan we een andere fase in. We zien hoe een concertprogramma groeit als je het niet vier keer doet maar acht keer. En hoe iemands relatie met het orkest zich ontwikkelt.’
Rotterdam is van oudsher een kweekvijver voor jonge dirigenten. Simon Rattle maakte er zijn debuut, en Ludovic Morlot en Robin Ticciati. De huidige chef Yannick Nézet-Séguin was een volstrekte onbekende toen hij werd ontdekt door Jan Raes, destijds net benoemd tot directeur van het RPhO. Zes jaar na zijn debuut behoort hij tot de internationale top.
 Jan Raes: ‘De grote groep van zeventig- en tachtigers heeft in de jaren zestig, zeventig, tachtig een enorme groei kunnen doormaken. Zij werden ondersteund door de platenlabels en konden de tijd nemen om te rijpen - vijf jaar of langer bij een klein orkest in een provinciestad blijven. Publiek, pers en orkesten waren geduldiger.’
De veel kleinere middengeneratie van vijftigers heeft het moeten doen zonder die luxe. Sterker nog: met de opkomst van de historisch geinformeerde ensembles, die de bibliotheken afstruinen op zoek naar de bedoelingen van een componist, sloegen orkesten aan het twijfelen: zijn we niet een negentiende-eeuws burgerlijk instituut dat zichzelf heeft overleefd?
Een aantal van die vijftigers, Iván Fischer, Simon Rattle, heeft zijn licht opgestoken bij de oudemuziekuitvoeringspraktijk, en omgekeerd zag je dat dirigenten uit de oudemuziekwereld die negentiende-eeuwse instituten kwamen dirigeren. 
De erfenis van die Harnoncourts, Brüggens en Gardiners ligt intussen stevig verankerd in de symfonieorkesten. Musici van het Concertgebouworkest en het Rotterdams Philharmonisch bespelen naast een moderne viool vaak ook barokviool, naast moderne hobo ook barokhobo. Ze gaan in dialoog met de dirigent over wat de componist heeft bedoeld, zijn bereid mee te gaan in zijn opvattingen maar houden tegelijkertijd hun eigen klank. Jonge multistilisten als Yannick, Pablo Heras-Casado en Robin Ticciati hebben zich zowel in de historische uitvoeringspraktijk als het romantische en hedendaagse repertoire laten bijpraten.
Maar voor Jan Raes is die kennis van de historische uitvoeringspraktijk niet zaligmakend: ‘Jonge dirigenten als Dudamel en Andris Nelsons werken meer vanuit hun intuïtie, niet altijd vanuit kennis – op die leeftijd ben je nog druk bezig die te verwerven. Toch zijn beiden hors concours. Zij laten zien dat je op een concert een extra dimensie kunt toevoegen, iets wat je tijdens repetities nog niet hebt gehoord. Dat is uiteindelijk het enige wat telt.’
Naar de witte raaf die dat kan, is een orkest permanent op zoek. Directeuren, Artistieke Commissies en impresario’s reizen er de wereld voor rond. Af en toe krijgen ze een tip van een senior dirigent van naam. Bernard Haitink adviseerde Jan Raes eens een kijkje te gaan nemen bij David Afkham. Hij viel in de smaak en mag verderop in het seizoen debuteren in het Concertgebouw. Simon Rattle is verguld van Ticciati, Peter Eötvös van Heras-Casado. Een enkele keer willen bevriende orkestdirecteuren elkaar nog weleens een goede vangst toeschuiven. Zo introduceerde Henk Swinnen, artistiek manager van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, Pablo Heras-Casado in Los Angeles. In ruil daarvoor krijgt hij een Nederlandse primeur: de Spanjaard Lionel Bringuier.  
Beslissingen worden extra complex doordat programma’s al drie tot vier jaar van tevoren op papier staan. Niemand kan weten hoe een talent van vijfentwintig zich in de tussenliggende periode ontwikkelt. Jan Raes: ‘We moeten ze jong vragen. Op het moment dat ze bij ons komen, is er al veel gebeurd. Ticciati zit nu al structureel in Schotland en Bamberg en wordt chef in Glyndebourne. We zijn vroeg, maar aan de andere kant bijna te laat. Dat is een nieuwe situatie. Iedereen zoekt naar dezelfde kwaliteit. Als je ziet welke plekken er vrijkomen de komende tien jaar!’  
In Rotterdam zoeken ze iemand met internationale uitstraling, een publiekstrekker. Swinnen: ‘We hebben geluk met Yannick, hij is er vaak, maar we weten dat dat minder wordt. Volgend jaar begint hij als chef in Philadelphia. We zullen ook zonder hem op reis moeten. Als aanvulling hebben we iemand op het oog met een heel ander profiel, ouder, met grote faam. Hij is niet ‘historisch geïnformeerd’, we zullen hem niet vragen een Beethovencyclus te doen. Daarnaast zoeken we een tweede vaste gast van de generatie iets onder Yannick die al een chefdirigentschap heeft gehad. Of iemand die we al kennen en met wie we de relatie willen uitbouwen. Iemand als Pablo of Ticciati. En er komt een nieuwe Venezolaanse jongen aan, hij is volgens mij pas 17 en nu al fellow conductor van een Amerikaans orkest. Helemaal uit de luwte.’
Je zou bijna vergeten dat Yannick Nézet-Séguin er nog geen drieënhalf jaar zit. 

Biëlla Luttmer



Gustavo Dudamel (30, Venezuela). ‘Een van de begenadigdste jongeren van de laatste jaren’ (Claudio Abbado), die alles onder de knie heeft wat je over muziek níét kunt leren (Daniel Barenboim), kortom: ‘het verbluffendste dirigeertalent dat er rondloopt’ (Simon Rattle).  Geschoold in El Sistema, het muziekonderwijsprogramma van de Venezolaanse overheid. Leidt vanaf zijn zeventiende het jeugdorkest Simón Bolívar uit Caracas en maakte daarmee een opzienbarende cd van Beethovens Vijfde en Zevende. Vergeleek Stravinsky’s Sacre met heavy metal. Debuteerde in Nederland bij Rotterdams Philharmonisch Orkest, stond voor het Koninklijk Concertgebouworkest, de Berliner Philharmoniker en andere wereldvermaarde ensembles. Chef-dirigent van het Los Angeles Philharmonic Orchestra maar daarnaast nog altijd chef van het kleine Gothenburg Symphony Orchestra.



Yannick Nézet-Séguin (36, Canada). Als twintiger door Jan Raes gespot tijdens een optreden met een jeugdorkest in Mexico Stad en spoorslags naar Rotterdam gehaald. Sindsdien een love affair met het Rotterdamse orkest en daar sinds 2008 chef. Trouw aan het Orchestre Métropolitain de Montréal, waar hij sinds 2000 de scepter zwaait. Per september 2012 chef van het Philadelphia Orchestra, een van de ‘big five’ onder de Amerikaanse orkesten. Wereldwijde successen, ook op het gebied van de opera, ondermeer in Salzburg en bij de Metropolitan Opera, New York, waar hij jaarlijks wordt terug gevraagd. Bij de Nederlandse Opera leidde hij Janáceks De zaak Makropoulos (2009) en Puccini’s Turandot (2010). Later dit seizoen komt hij met Don Carlo naar de Nederlandse Opera.



Andris Nelsons (33, Letland). Kroonprins bij het Koninklijk Concertgebouworkest, protégé van chef-dirigent Mariss Jansons. Ongepolijste bewegingen, veelzijdige persoonlijkheid. Zong in barokensemble van zijn moeder en speelde trompet, studeerde in St. Petersburg en bij Mariss Jansons. Chefservaring bij de Nationale Opera van Letland. Dirigeerde Metropolitan Opera, Wiener Staatsoper, Covent Garden, Bayreuther Festspiele. Kreeg dit jaar de onderscheiding ‘Conductor of the year’ van het Duitse cd-blad Echo Klassik. Sinds 2008 chef van het City of Birmingham Symphony Orchestra, het voormalige orkest van Simon Rattle. Warm onthaald bij de Berliner Philharmoniker, Rattles huidige ensemble.



Pablo Heras-Casado (34, Spanje). Heldere, nauwkeurige bewegingen. Begon als zanger en koordirigent. Thuis in historische praktijk, grote romantische werken en nieuwe muziek. Leidt nog altijd Spaans oudemuziekclubje met karakteristiek eigen geluid. Nauw contact met Pierre Boulez en Peter Eötvös. Dirigeerde wereldpremière van Hosokawa’s dansopera Matsukaze in de Munt, Brussel. Debuteerde de afgelopen maand glorieus bij de Berliner Philharmoniker. Stond eerder voor Los Angeles Philharmonic en Canadian Opera Company. Deze maand debuut in Mariinsky Theater, St. Petersburg. Volgende week te gast bij RPhO, na bejubelde concerten met het Residentie Orkest en, de afgelopen week, het Radio Filharmonisch Orkest. 



Robin Ticciati (28, Engeland). Kreeg lessen van Simon Rattle en ‘kolkt van het talent’ (Rattle) maar dat heeft nog tijd nodig om te groeien. Fijnzinnige, eigen klank. Chef van het Scottish Chamber Orchestra, vaste gast in Bamberg, staat per 2014 aan het roer van de gedistingeerde Glyndebourne Festival Opera Company, waar Bernard Haitink hem voor ging. Leidde een klein operahuis in Zweden, dirigeerde in het Teatro alla Scala in Milaan en de Metropolitan Opera in New York. Debuteerde succesvol bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest en stond vorige week voor het eerst voor het Concertgebouworkest.














de Volkskrant, 16 november 2011