maandag 10 maart 2014

Bij de dood van Gerard Mortier

Gerard Mortier in gesprek met componist Charles Wuorinen (Brokeback Mountain)

Peter de Caluwe, intendant van De Munt, Brussel:
Ik denk dat zijn betekenis voor de opera heel dubbel is. Ik spreek voor mezelf, ik spreek voor de Munt en ik spreek voor de internationale wereld. Dat zijn verschillende niveaus. Voor mijzelf is hij degene die me de kans heeft gegeven om me in dit vak te ontwikkelen en daar ben ik hem natuurlijk eeuwig dankbaar voor, laat dat duidelijk zijn. Maar uiteraard is hij voor de Munt ook iemand die ons huis de basis heeft gegeven om te zijn waar we nu staan. Hij heeft in de jaren 80 het gezicht van de Munt totaal veranderd. Het was een danshuis, met Maurice Béjard en het Ballet van de twintigste eeuw, maar opera was niet echt een specialiteit van de Munt van die tijd en hij heeft de zaak gigantisch door elkaar geschud: een goede technische basis gegeven, nieuw koor, nieuw orkest, de grondstenen gelegd voor het succes van vandaag. Uiteraard in een situatie die wel anders is dan vandaag, een situatie waarin er economisch veel minder problemen waren dan vandaag en waarin de Munt bijna een verdubbeling in staatssubsidie heeft gekregen.
Internationaal heeft hij opera op het gebied van theater weten te maken. Dat is een rol die zeker niet onderschat mag worden. Iemand als Jan van Vlijmen, die in Nederland het verhaal rond de Stopera begon, die was totaal geïnspireerd door Mortier. En hij is niet de enige geweest. Ik denk dat mensen van onze generatie ongelooflijk veel geleerd hebben van zijn streven naar excellentie, dat Mortier toch altijd had en ook het gevoel dat alles altijd een dramaturgisch geheel moet zijn: muzikaal, theatraal, vocaal. Opera is niet zomaar een kunstvorm uit het verleden maar opera is vooral een kunstvorm die iets moet vertellen over vandaag en ik denk als je kijkt naar de huizen die ertoe doen, de programmering in Europa die echt belangrijk zijn, dan zijn dat bijna altijd programmeringen die daardoor geïnspireerd zijn als uitgangsprincipe. En in die zin denk ik dat de rol van Mortier een zeer belangrijke is die ook lang zal doorleven.
Ik denk dat Mortier een zeer aimabele man was, een zeer veeleisende man, een moeilijke man, zoals sommige mensen zouden zeggen. Gerard was iemand die een harmonieus product wenste te bereiken, maar hij had ook behoefte aan het conflict - om uiteindelijk een compromis te bereiken. Hij zei dat zelf altijd heel mooi: ‘Conflict veroorzaakt wrijving, wrijving veroorzaakt warmte en het is die warmte die ik zoek.’ Dat was zijn stijl. Dat was de manier waarop hij overtuigd was dat hij moest vechten. Mortier komt uit een vechtersgeneratie. Het zijn de mensen die ervoor gevochten hebben waar we nu staan. Ik denk dat het belangrijk is dat te erkennen. We hebben het nu moeilijk op andere vlakken, maar we hebben het niet meer moeilijk met het bespreekbaar maken van opera als onvervreemdbaar deel van een cultuurbeleid. Daar heeft Mortier heel veel aan bijgedragen, vooral ook op het Europese vlak. 

Ivo van Hove, regisseur:
Zijn invloed van opera is enorm. Ik heb zijn werk gevolgd vanaf het moment dat hij in de Muntschouwburg was. Dat was begin jaren 80. Mede door de voorstellingen die daar te zien waren, ben ik begonnen naar opera te gaan op jonge leeftijd, ik was toen 20. Dat kwam doordat hij als een van de eersten in Europa de opera als muziektheater naar voren bracht. Muziek én theater, even belangrijk. Niet alleen de muziek, die tot dat moment het belangrijkste was in opera, maar ook theater. Hij bracht in die tijd grote regisseurs zoals Peter Stein en Luc Bondy naar de Munt in Brussel. Dat waren voor ons de grootmeesters. Hij heeft echt tot de emancipatie van de opera bijgedragen. Daarna heeft hij in Salzburg, dat is zijn tweede grote opdracht geweest, een doorbraak gebracht: totale vernieuwing van wat opera kan betekenen in Europa. Dat was niet alleen zijn ambitie, dat heeft hij ook voor elkaar gekregen. En je ziet dat alle grote operahuizen op dit moment in Europa daar nog altijd schatplichtig aan zijn.
Daarnaast ken ik hem persoonlijk heel goed. Hij kwam al heel snel kijken naar mijn voorstellingen, ook toen ik nog in een heel klein gezelschap werkte. Heel toevallig heb ik nu net de eerste voorstelling met hem gemaakt, vlak voor zijn dood, dat was eind januari. Daar hebben we dertig jaar over gedaan, zal ik maar zeggen. Maar in die 30 jaar hebben we elkaar heel veel ontmoet, heel veel met elkaar gedineerd, want dat was zijn passie, met mensen eten. Hij was dan echt een causeur. Dan was hij op zijn top. Daar genoot hij van. Van lekker eten, maar ook van het gesprek dat op dat moment kon plaatsvinden. Dat creeërde hij. Dat ging ook zo bij Brokeback mountain. Het defining moment was dat we in New York met én de componist, én de librettist Annie Proulx en met Jan Versweyveld, de scenograaf en mij en hem samen een diner hadden. Daar is het vertrouwen tussen ons ontstaan. En dat was zijn grote kracht als intendant. Hij zorgde ervoor dat teams die aan het werk gingen geïnspireerd waren, dat die elkaar vertrouwden – want ja, ik kende Annie Proulx helemaal niet, ik kende Wuorinen helemaal niet. Hij heeft bij hen het vertrouwen over mij gewonnen en bij mij het vertrouwen over hen. Dat kon hij als de beste. Ik heb op heel veel plekken gewerkt maar ik heb nog nooit iemand gekend die dat zo kon. Die dat op dat niveau kon: een team smeden dat voor een voorstelling het allerbeste was dat er als team bedacht kon worden.

Pierre Audi, De Nationale Opera, dit seizoen voor het laatst directeur van het Holland Festival:
Een unieke vriendschap, ook professioneel. Samen hebben we de productie van Moses en Aaron van Schönberg gedaan, met Boulez en Stein in de Salzburger Festspiele, dat was een unieke coproductie. Daarna in Parijs La juive van Halévy, een coproductie met Amsterdam, die is later in Madrid geweest en in het Holland Festival. In oktober regisseer ik de eerste productie van zijn laatste seizoen, The conquest of Mexico van Rihm, op zijn verzoek, in Madrid. We hebben tot het laatste moment gecommuniceerd, vorige week nog. Dus ik heb alles gevolgd. Ontzettend triest. En dan ook nog zijn vertrek uit Madrid, in oktober, precies op het moment dat de productie begon.
Hij is een gigantisch belangrijk iemand – voor ons vak, maar zijn invloed is nog groter, die strekt zich uit tot andere kunstvormen. Hij is na Brussel verder gegaan in zijn zoektocht naar hoe belangrijk opera is en de relatie tussen opera en andere kustvormen. In het begin was hij niet zo bezig met nieuwe muziek maar dat is wel gegroeid. Vooral in Salzburg werd dat belangrijk. Opera en dans, Choeurs van Platel, op het Holland Festival 3 jaar geleden, met live koor en orkest. Hij heeft met Peter Sellars en Bill Viola gewerkt en geprobeerd nieuwe tendensen te vinden om grenzen te verleggen.
Hij was controversieel: geniaal in zijn manier van zijn mening of acties meteen in de pers te zetten. Dat deed hij met grote kracht en elegantie, altijd een combinatie van die twee. Hij was iemand die meteen zijn mening zei, precies zoals het was, soms zonder diplomatie, maar dat juist heeft in een paar situaties geholpen.
Tragisch wat in Madrid is gebeurd. Hij was ziek en werd toch ontslagen. Dat was in tijd dat ik de productie van Montezuma heb gedaan. Hij heeft zijn ontslag op een zeer royale manier benaderd. Op de persconferentie daarover sprak hij perfect Spaans, een taal die hij de laatste twee jaar heeft geleerd, om zijn intenties achter de productie uiteen te zetten. De productie was precies een voorbeeld van de kracht van Mortier. Hij kon verschillende mensen met verschillende achtergronden bij elkaar voegen. Dat is hem in de nieuwe productie gelukt, het was een zeer geslaagde voorstelling die veel succes had in Madrid. En ook de relevantie van het onderwerp, Cortez en Montezuma, om dat te doen in de Spaanse context in Madrid, is typisch Mortier: een sterke keuze van het stuk maar ook een sterke keuze van team en impact van de productie. Het repertoire was misschien te modern soms, de mix van stukken misschien niet ideaal hier en daar maar het was wel een fantastisch artistiek beleid over die drie jaar en dat is het werk van Mortier natuurlijk: een theater zo snel in het nieuws brengen – een theater dat vóór zijn komst niet erg belangrijk was.
Er waren ook politieke redenen voor zijn ontslag. Hij was onzeker om verder te gaan, dat was een politieke kwestie. Wat er precies is gebeurd achter de coulissen, daar heb ik geen idee van. Ik denk dat het een combinatie was van discussies, hysterie, en een eigenzinnige mening. Maar hij heeft dat snel en goed geaccepteerd en zich geconcentreerd op de inhoud van zijn werk – tot 5 maanden geleden. Daarna was hij te ziek.
Het plan was om de Mexicoproductie ook in Dresden te doen. Heel triest dat de laatste berichten aan Gerard waren dat de Dresdener opera heeft besloten om deze productie te cancelen.
Laatste contact met mij was goed, al werd hij snel zwakker. Tot het laatst bleef hij geïnteresseerd in anderen. Over zijn eigen conditie sprak hij niet veel. Amsterdam beschouwde hij als een van de belangrijkste huizen, net als Stuttgart. Die noemde hij altijd als voorbeelden van de beste operahuizen in Europa. Hij kwam vaak kijken, ook op Holland Festival. Ik heb hem nog eens als eregast ontvangen op persconferentie. Zijn visie als festivaldirecteur van de Ruhrtriënnale was voor mij inspirerend voor mijn tijd bij het Holland Festival.
Voor het laatst was hij bij De Nederlandse Opera om Choeurs te zien in Carré, door Teatro Real, de opening van het Holland Festival 2012. Maar in 2013 kwam hij opnieuw op bezoek om de voorbereiding van de Mexicoproductie met mij en Ivo van Hove te bespreken. Hij kwam speciaal naar Amsterdam voor dit soort vergaderingen en bleef tot het einde actief. Hij leefde voor zijn werk en het idee dat hij moest stoppen door gezondheidsproblemen paste niet bij hem. Aan het einde van zijn leven wilde hij wilde meer lezen, artikelen schrijven, theaters bezoeken maar je voelde dat het moeilijk voor hem was, zonder een vaste plek. Ik denk dat we zullen spreken over een tijd voor en na Mortier. Hij was een historische figuur in onze culturele wereld, niet alleen voor de opera maar ook voor andere kunstvormen die gerelateerd zijn aan muziek. Daar blijft nu een zwart gat over.
Hij heeft ook mensen geïrriteerd, zijn manier was niet altijd prettig. Soms sprak hij met verschillende partijen tegelijk over projecten. Dat stoorde mensen, maar het was altijd voor het goede doel. Hij was zoekend. Iets kan zo, maar ook zo. In de korte periode van dertig jaar heeft hij veel bereikt en een grote impact en invloed gehad. Zeker in Duitsland, daar is hij door de pers zeer gewaardeerd. Hij is altijd raar weg gegaan bij operahuizen: in Salzburg, maar ook in New York en Madrid heeft hij afscheid genomen met een polemiek. Behalve misschien Brussel. Daar heeft hij zelf gekozen voor Fouccroulle als opvolger.
Ik stuurde hem vaak een sms: ‘Wat denk je over dit of dat?’ Er kwam altijd een verrassend antwoord. Ik heb enorm veel van hem geleerd en ik waardeer zijn steun enorm.

Tom Lanoye, schrijver:
Ik beschouw hem als een leermeester, als iemand die ik zeer bewonder. Ook tijdens zijn ziekte hebben mijn man en ik hem nog vaak gezien. Dat zijn herinneringen die ik koester. Voor het laatst hebben we hem gesproken in het hart van Brussel. Dat was in november. Twee weken daarvoor had hij ons uitgenodigd om met zijn drietjes aan de rand van Brussel te gaan eten – dat kwam er altijd bij, er moest altijd goed eten zijn: kip, fazant brabançon, en hij wist altijd een restaurant waar je dat volgens hem het beste kon eten.
Hij ging graag in discussie over kunst, literatuur, politiek, opera, dans, anything. Bij toeval waren we in Brussel voor een kleine voorstelling op basis van mijn werk. Dat was in de Zavel en na afloop kwam hij uit een ander restaurant met familie naar buiten, stralend en wel. Daar werkte hij telkens naar toe: naar momenten waarop hij nog mensen kon spreken en die avond straalde hij als vanouds en was het dezelfde waterval van ideeën en van pittige opmerkingen en kennis, kennis, kennis. Hij was een echte ouderwetse leermeester en renaissancemens in een. We zijn toen recht in zijn armen gelopen.
Ik heb hem voor het eerst ontmoet nadat ik een kritisch stuk heb geschreven over hem. Ten tijde van de beschieting van Sarajevo had hij in de opera van Brussel een zeer behartenswaardige benefietvoorstelling georganiseerd, maar daar zei hij dingen als: kunst dient alleen het goede, en dat ook in Sarajevo de kunst zelf onder vuur werd genomen. Mijn reactie daarop was de aanleiding mij uit te nodigen voor een gesprek en dat werd de basis voor een lange vriendschap.
Hij was intendant in Salzburg en ik was jong en had nog niet het geld om daar naartoe te komen maar hij nodigde me uit en ik moest absoluut bij hem in dat grote huis logeren en naar die en die voorstellingen gaan. Dat stipuleerde hij allemaal uit: ‘Dít moet je zeker zien, dát moet je als schrijver gezien hebben.’ En na afloop ging het met de wagen met een rotvaart naar een goed restaurant in Salzburg om mensen te ontmoeten. Peter Sellars en andere regisseurs en beeldend kunstenaars als Bill Viola. Die gesprekken waren heel belangrijk voor mij.
Het was een vriendschap, maar ook een liefde die ongelijk was. Hij heeft me echt vooruit geholpen. Toen ik zat te schrijven aan Ten oorlog, de grote Shakespearebewerking die ik heb gemaakt met Luc Perceval, wilde hij op de première komen. Na afloop zei hij onmiddellijk: ‘Dit is zo bijzonder, dit moet naar Salzburg komen.’ Ik dacht dat hij dat niet meende, maar hij heeft het toch gedaan. Dat is niet evident hoor, het is een toneelstuk van twaalf uur. Dat heeft hij laten vertalen, en alles productioneel geregeld. Op die manier heeft hij de weg geopend voor Luc Perceval, de regisseur, en voor mij als de auteur om ons werk te kunnen laten zien in Oostenrijk en Duitsland. Niet omdat we bevriend waren, want voor een aantal andere stukken deed hij het niet – die waren hem niet bijzonder genoeg.
Voor mij was hij een soort Diaghilev – als je de belangrijke voorstellingen optelt die er zonder hem niet geweest zouden zijn. Alleen al Alain Platel en Peter Sellars, Bob Wilson, Marina Abramovic. Wie bedenkt het om van Brokeback Mountain een opera te laten maken! 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten