Gerard Mortier in gesprek met componist Charles Wuorinen (Brokeback Mountain)
Peter de Caluwe, intendant van De Munt, Brussel:
Ik denk dat zijn betekenis voor de opera heel dubbel is. Ik
spreek voor mezelf, ik spreek voor de Munt en ik spreek voor de internationale
wereld. Dat zijn verschillende niveaus. Voor mijzelf is hij degene die me de
kans heeft gegeven om me in dit vak te ontwikkelen en daar ben ik hem
natuurlijk eeuwig dankbaar voor, laat dat duidelijk zijn. Maar uiteraard is hij
voor de Munt ook iemand die ons huis de basis heeft gegeven om te zijn waar we
nu staan. Hij heeft in de jaren 80 het gezicht van de Munt totaal veranderd.
Het was een danshuis, met Maurice Béjard en het Ballet van de twintigste eeuw,
maar opera was niet echt een specialiteit van de Munt van die tijd en hij heeft
de zaak gigantisch door elkaar geschud: een goede technische basis gegeven,
nieuw koor, nieuw orkest, de grondstenen gelegd voor het succes van vandaag.
Uiteraard in een situatie die wel anders is dan vandaag, een situatie waarin er
economisch veel minder problemen waren dan vandaag en waarin de Munt bijna een
verdubbeling in staatssubsidie heeft gekregen.
Internationaal heeft hij opera op het gebied van theater
weten te maken. Dat is een rol die zeker niet onderschat mag worden. Iemand als
Jan van Vlijmen, die in Nederland het verhaal rond de Stopera begon, die was
totaal geïnspireerd door Mortier. En hij is niet de enige geweest. Ik denk dat
mensen van onze generatie ongelooflijk veel geleerd hebben van zijn streven
naar excellentie, dat Mortier toch altijd had en ook het gevoel dat alles
altijd een dramaturgisch geheel moet zijn: muzikaal, theatraal, vocaal. Opera
is niet zomaar een kunstvorm uit het verleden maar opera is vooral een
kunstvorm die iets moet vertellen over vandaag en ik denk als je kijkt naar de
huizen die ertoe doen, de programmering in Europa die echt belangrijk zijn, dan
zijn dat bijna altijd programmeringen die daardoor geïnspireerd zijn als
uitgangsprincipe. En in die zin denk ik dat de rol van Mortier een zeer
belangrijke is die ook lang zal doorleven.
Ik denk dat Mortier een zeer aimabele man was, een zeer
veeleisende man, een moeilijke man, zoals sommige mensen zouden zeggen. Gerard
was iemand die een harmonieus product wenste te bereiken, maar hij had ook
behoefte aan het conflict - om uiteindelijk een compromis te bereiken. Hij zei
dat zelf altijd heel mooi: ‘Conflict veroorzaakt wrijving, wrijving veroorzaakt
warmte en het is die warmte die ik zoek.’ Dat was zijn stijl. Dat was de manier
waarop hij overtuigd was dat hij moest vechten. Mortier komt uit een
vechtersgeneratie. Het zijn de mensen die ervoor gevochten hebben waar we nu
staan. Ik denk dat het belangrijk is dat te erkennen. We hebben het nu moeilijk
op andere vlakken, maar we hebben het niet meer moeilijk met het bespreekbaar
maken van opera als onvervreemdbaar deel van een cultuurbeleid. Daar heeft
Mortier heel veel aan bijgedragen, vooral ook op het Europese vlak.
Ivo van Hove, regisseur:
Zijn invloed van opera is enorm. Ik heb zijn werk gevolgd
vanaf het moment dat hij in de Muntschouwburg was. Dat was begin jaren 80. Mede
door de voorstellingen die daar te zien waren, ben ik begonnen naar opera te
gaan op jonge leeftijd, ik was toen 20. Dat kwam doordat hij als een van de
eersten in Europa de opera als muziektheater naar voren bracht. Muziek én
theater, even belangrijk. Niet alleen de muziek, die tot dat moment het
belangrijkste was in opera, maar ook theater. Hij bracht in die tijd grote
regisseurs zoals Peter Stein en Luc Bondy naar de Munt in Brussel. Dat waren
voor ons de grootmeesters. Hij heeft echt tot de emancipatie van de opera
bijgedragen. Daarna heeft hij in Salzburg, dat is zijn tweede grote opdracht
geweest, een doorbraak gebracht: totale vernieuwing van wat opera kan betekenen
in Europa. Dat was niet alleen zijn ambitie, dat heeft hij ook voor elkaar
gekregen. En je ziet dat alle grote operahuizen op dit moment in Europa daar
nog altijd schatplichtig aan zijn.
Daarnaast ken ik hem persoonlijk heel goed. Hij kwam al heel
snel kijken naar mijn voorstellingen, ook toen ik nog in een heel klein
gezelschap werkte. Heel toevallig heb ik nu net de eerste voorstelling met hem
gemaakt, vlak voor zijn dood, dat was eind januari. Daar hebben we dertig jaar
over gedaan, zal ik maar zeggen. Maar in die 30 jaar hebben we elkaar heel veel
ontmoet, heel veel met elkaar gedineerd, want dat was zijn passie, met mensen
eten. Hij was dan echt een causeur. Dan was hij op zijn top. Daar genoot hij
van. Van lekker eten, maar ook van het gesprek dat op dat moment kon
plaatsvinden. Dat creeërde hij. Dat ging ook zo bij Brokeback mountain. Het
defining moment was dat we in New York met én de componist, én de librettist
Annie Proulx en met Jan Versweyveld, de scenograaf en mij en hem samen een
diner hadden. Daar is het vertrouwen tussen ons ontstaan. En dat was zijn grote
kracht als intendant. Hij zorgde ervoor dat teams die aan het werk gingen geïnspireerd
waren, dat die elkaar vertrouwden – want ja, ik kende Annie Proulx helemaal
niet, ik kende Wuorinen helemaal niet. Hij heeft bij hen het vertrouwen over
mij gewonnen en bij mij het vertrouwen over hen. Dat kon hij als de beste. Ik
heb op heel veel plekken gewerkt maar ik heb nog nooit iemand gekend die dat zo
kon. Die dat op dat niveau kon: een team smeden dat voor een voorstelling het
allerbeste was dat er als team bedacht kon worden.
Pierre Audi, De Nationale Opera, dit seizoen voor het laatst
directeur van het Holland Festival:
Een unieke vriendschap, ook professioneel. Samen hebben we de
productie van Moses en Aaron van Schönberg gedaan, met Boulez en Stein in de
Salzburger Festspiele, dat was een unieke coproductie. Daarna in Parijs La
juive van Halévy, een coproductie met Amsterdam, die is later in Madrid geweest
en in het Holland Festival. In oktober regisseer ik de eerste productie van
zijn laatste seizoen, The conquest of Mexico van Rihm, op zijn verzoek, in Madrid.
We hebben tot het laatste moment gecommuniceerd, vorige week nog. Dus ik heb
alles gevolgd. Ontzettend triest. En dan ook nog zijn vertrek uit Madrid, in
oktober, precies op het moment dat de productie begon.
Hij is een gigantisch belangrijk iemand – voor ons vak, maar
zijn invloed is nog groter, die strekt zich uit tot andere kunstvormen. Hij is
na Brussel verder gegaan in zijn zoektocht naar hoe belangrijk opera is en de
relatie tussen opera en andere kustvormen. In het begin was hij niet zo bezig met
nieuwe muziek maar dat is wel gegroeid. Vooral in Salzburg werd dat belangrijk.
Opera en dans, Choeurs van Platel, op het Holland Festival 3 jaar geleden, met
live koor en orkest. Hij heeft met Peter Sellars en Bill Viola gewerkt en
geprobeerd nieuwe tendensen te vinden om grenzen te verleggen.
Hij was controversieel: geniaal in zijn manier van zijn
mening of acties meteen in de pers te zetten. Dat deed hij met grote kracht en
elegantie, altijd een combinatie van die twee. Hij was iemand die meteen zijn
mening zei, precies zoals het was, soms zonder diplomatie, maar dat juist heeft
in een paar situaties geholpen.
Tragisch wat in Madrid is gebeurd. Hij was ziek en werd toch
ontslagen. Dat was in tijd dat ik de productie van Montezuma heb gedaan. Hij
heeft zijn ontslag op een zeer royale manier benaderd. Op de persconferentie
daarover sprak hij perfect Spaans, een taal die hij de laatste twee jaar heeft
geleerd, om zijn intenties achter de productie uiteen te zetten. De productie
was precies een voorbeeld van de kracht van Mortier. Hij kon verschillende
mensen met verschillende achtergronden bij elkaar voegen. Dat is hem in de
nieuwe productie gelukt, het was een zeer geslaagde voorstelling die veel
succes had in Madrid. En ook de relevantie van het onderwerp, Cortez en
Montezuma, om dat te doen in de Spaanse context in Madrid, is typisch Mortier:
een sterke keuze van het stuk maar ook een sterke keuze van team en impact van
de productie. Het repertoire was misschien te modern soms, de mix van stukken
misschien niet ideaal hier en daar maar het was wel een fantastisch artistiek
beleid over die drie jaar en dat is het werk van Mortier natuurlijk: een
theater zo snel in het nieuws brengen – een theater dat vóór zijn komst niet
erg belangrijk was.
Er waren ook politieke redenen voor zijn ontslag. Hij was
onzeker om verder te gaan, dat was een politieke kwestie. Wat er precies is
gebeurd achter de coulissen, daar heb ik geen idee van. Ik denk dat het een
combinatie was van discussies, hysterie, en een eigenzinnige mening. Maar hij
heeft dat snel en goed geaccepteerd en zich geconcentreerd op de inhoud van
zijn werk – tot 5 maanden geleden. Daarna was hij te ziek.
Het plan was om de Mexicoproductie ook in Dresden te doen.
Heel triest dat de laatste berichten aan Gerard waren dat de Dresdener opera
heeft besloten om deze productie te cancelen.
Laatste contact met mij was goed, al werd hij snel zwakker.
Tot het laatst bleef hij geïnteresseerd in anderen. Over zijn eigen conditie
sprak hij niet veel. Amsterdam beschouwde hij als een van de belangrijkste
huizen, net als Stuttgart. Die noemde hij altijd als voorbeelden van de beste operahuizen
in Europa. Hij kwam vaak kijken, ook op Holland Festival. Ik heb hem nog eens
als eregast ontvangen op persconferentie. Zijn visie als festivaldirecteur van
de Ruhrtriënnale was voor mij inspirerend voor mijn tijd bij het Holland Festival.
Voor het laatst was hij bij De Nederlandse Opera om Choeurs te
zien in Carré, door Teatro Real, de opening van het Holland Festival 2012. Maar
in 2013 kwam hij opnieuw op bezoek om de voorbereiding van de Mexicoproductie
met mij en Ivo van Hove te bespreken. Hij kwam speciaal naar Amsterdam voor dit
soort vergaderingen en bleef tot het einde actief. Hij leefde voor zijn werk en
het idee dat hij moest stoppen door gezondheidsproblemen paste niet bij hem.
Aan het einde van zijn leven wilde hij wilde meer lezen, artikelen schrijven,
theaters bezoeken maar je voelde dat het moeilijk voor hem was, zonder een
vaste plek. Ik denk dat we zullen spreken over een tijd voor en na Mortier. Hij
was een historische figuur in onze culturele wereld, niet alleen voor de opera
maar ook voor andere kunstvormen die gerelateerd zijn aan muziek. Daar blijft
nu een zwart gat over.
Hij heeft ook mensen geïrriteerd, zijn manier was niet
altijd prettig. Soms sprak hij met verschillende partijen tegelijk over
projecten. Dat stoorde mensen, maar het was altijd voor het goede doel. Hij was
zoekend. Iets kan zo, maar ook zo. In de korte periode van dertig jaar heeft
hij veel bereikt en een grote impact en invloed gehad. Zeker in Duitsland, daar
is hij door de pers zeer gewaardeerd. Hij is altijd raar weg gegaan bij
operahuizen: in Salzburg, maar ook in New York en Madrid heeft hij afscheid
genomen met een polemiek. Behalve misschien Brussel. Daar heeft hij zelf
gekozen voor Fouccroulle als opvolger.
Ik stuurde hem vaak een sms: ‘Wat denk je over dit of dat?’
Er kwam altijd een verrassend antwoord. Ik heb enorm veel van hem geleerd en ik
waardeer zijn steun enorm.
Ik beschouw hem als een leermeester, als iemand die ik zeer
bewonder. Ook tijdens zijn ziekte hebben mijn man en ik hem nog vaak gezien.
Dat zijn herinneringen die ik koester. Voor het laatst hebben we hem gesproken
in het hart van Brussel. Dat was in november. Twee weken daarvoor had hij ons
uitgenodigd om met zijn drietjes aan de rand van Brussel te gaan eten – dat
kwam er altijd bij, er moest altijd goed eten zijn: kip, fazant brabançon, en
hij wist altijd een restaurant waar je dat volgens hem het beste kon eten.
Hij ging graag in discussie over kunst, literatuur,
politiek, opera, dans, anything. Bij toeval waren we in Brussel voor een kleine
voorstelling op basis van mijn werk. Dat was in de Zavel en na afloop kwam hij
uit een ander restaurant met familie naar buiten, stralend en wel. Daar werkte
hij telkens naar toe: naar momenten waarop hij nog mensen kon spreken en die
avond straalde hij als vanouds en was het dezelfde waterval van ideeën en van
pittige opmerkingen en kennis, kennis, kennis. Hij was een echte ouderwetse
leermeester en renaissancemens in een. We zijn toen recht in zijn armen
gelopen.
Ik heb hem voor het eerst ontmoet nadat ik een kritisch stuk
heb geschreven over hem. Ten tijde van de beschieting van Sarajevo had hij in
de opera van Brussel een zeer behartenswaardige benefietvoorstelling georganiseerd,
maar daar zei hij dingen als: kunst dient alleen het goede, en dat ook in
Sarajevo de kunst zelf onder vuur werd genomen. Mijn reactie daarop was de
aanleiding mij uit te nodigen voor een gesprek en dat werd de basis voor een
lange vriendschap.
Hij was intendant in Salzburg en ik was jong en had nog niet
het geld om daar naartoe te komen maar hij nodigde me uit en ik moest absoluut
bij hem in dat grote huis logeren en naar die en die voorstellingen gaan. Dat
stipuleerde hij allemaal uit: ‘Dít moet je zeker zien, dát moet je als
schrijver gezien hebben.’ En na afloop ging het met de wagen met een rotvaart
naar een goed restaurant in Salzburg om mensen te ontmoeten. Peter Sellars en
andere regisseurs en beeldend kunstenaars als Bill Viola. Die gesprekken waren
heel belangrijk voor mij.
Het was een vriendschap, maar ook een liefde die ongelijk
was. Hij heeft me echt vooruit geholpen. Toen ik zat te schrijven aan Ten
oorlog, de grote Shakespearebewerking die ik heb gemaakt met Luc Perceval,
wilde hij op de première komen. Na afloop zei hij onmiddellijk: ‘Dit is zo
bijzonder, dit moet naar Salzburg komen.’ Ik dacht dat hij dat niet meende, maar
hij heeft het toch gedaan. Dat is niet evident hoor, het is een toneelstuk van
twaalf uur. Dat heeft hij laten vertalen, en alles productioneel geregeld. Op
die manier heeft hij de weg geopend voor Luc Perceval, de regisseur, en voor
mij als de auteur om ons werk te kunnen laten zien in Oostenrijk en Duitsland.
Niet omdat we bevriend waren, want voor een aantal andere stukken deed hij het
niet – die waren hem niet bijzonder genoeg.
Voor mij was hij een soort Diaghilev – als je de belangrijke
voorstellingen optelt die er zonder hem niet geweest zouden zijn. Alleen al
Alain Platel en Peter Sellars, Bob Wilson, Marina Abramovic. Wie bedenkt het om
van Brokeback Mountain een opera te laten maken!