Als prins Willem-Alexander koning wordt, kan hij zeggen dat
hij zich niet alleen heeft verdiept in pianowerken van Schubert en Beethoven
maar ook in de cross-over van de Rus Nikolaj Kapustin. Vanaf het frontbalkon
van het Concertgebouw luisterde hij zondagavond incognito naar een optreden van
de eveneens Russische klaviervorst Alexei Volodin (1977).
Die kwam na fascinerend teer gespeelde Impromptu’s van
Schubert (speelde hij echt met zijn vingers of blies hij de toetsen zachtjes
aan?) en een al even licht opgezette Sonate ‘Pathétique’ van Beethoven uit bij
zijn landgenoten. Bij de bewerking die collega Mikhail Pletnev maakte van
Tsjaikovski’s Notenkrakersuite: razend virtuoos maar in handen van Volodin vooral
wonderbaarlijk fragiel. En bij Nikolaj Kapustin (1937).
Op jacht naar nieuwe muzikale vormen kwam deze Oekraïnse
componist en pianist uit bij een mengeling van jazz en klassieke
vormen. Wonderlijk voor een jazzliefhebber: aan improviseren had hij een hekel.
Zijn karrevrachten nootjes schreef hij stuk voor stuk uit. Daardoor zijn ze letterlijk
te spelen door nieuwe generaties pianisten.
Alexei Volodin trakteerde zijn Amsterdamse publiek op
Kapustins Tweede sonate, volgens kenners zijn meest complexe. Sonate, dat
klinkt naar Haydn, of Schubert, en precies zoals die oude meesters heeft Kapustin
zijn compositie opgezet: in heldere vormen, met een langzaam deel als rustpunt
en een zoevend perpetuum mobile aan het slot. Maar van binnen gist het.
Borrelende jazzakkoorden en rauw knallende accenten zetten spanning op de
veilige vorm.
Voor Volodin ging geen zee te hoog. In hoog tempo jakkerde
hij over de toetsen. Af en toe leverde dat meeslepende momenten op maar
Kapustin blijkt een man die twee werelden wil verenigen die elkaar wezensvreemd
zijn. Aan Volodin heeft hij een vertolker die zijn wirwar van noten allemaal
kan raken en zijn doldwaze fusionmuziek ook nog serieus neemt. Onwaarschijnlijk
knap en tamelijk uniek.
Maar in de toegiften leer je de ware meesterpianist kennen.
De ijdelheid van Barenboim (meer dan 10 stuks), de jazzpianist in Matsujev, de
lefgozer in de oude Pollini. Alexei Volodin zwaaide zijn Amsterdamse publiek
uit met Chopin. Een wals (voor de liefhebber: die in cis, op. 64 nr. 2) en de
postume nocturne, eveneens in cis. In die eerlijke, pure stukken bleek al die
zoevende zachtheid geen middel om de ziel van een stuk bloot te leggen maar een
doel op zich. Niets diepzinnigheid, gewoon keihard werken en de techniek
effectief inzetten. Eeuwig zonde dat je naar huis ging zonder echt geraakt te
zijn door het meesterschap van Volodin.
de Volkskrant, 5 februari 2013
Beethoven, Schubert, Tsjaikovski/Pletnev, Kapustin. Alexej Volodin. Amsterdam, Concertgebouw, 3/2.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten