woensdag 30 januari 2013

Guillaume Tell - bevrijding, ook voor Pierre Audi


Voor het eerst werkt de Nederlandse Opera samen met de Metropolitan. Guillaume Tell, de laatste, groots opgezette opera van Gioacchino Rossini, steekt over een paar seizoenen de oceaan over om gespeeld te worden in de immense zaal in New York. Maar eerst is de nieuwe enscenering van Pierre Audi te zien in het Muziektheater in Amsterdam.
De co-productie is opmerkelijk, alleen al vanwege de cultuurverschillen tussen de Met en DNO. Staat er in de partituur een alpenweitje dan willen de New Yorkers een grazige vlakte zien. In Amsterdam mag het van alles zijn, als het maar geen grasveld is.
Het is dan ook wennen als het koor al in het eerste bedrijf van de opera over de Zwitserse vrijheidsstrijder stereotiepe danspasjes maakt en er tegen het grijsblauw van de achtergrond drie stakerige huisjes verrijzen.
Van decorontwerper George Tsypin en regisseur Pierre Audi kennen we een taal van gestes en subtiele verwijzingen. In deze productie hebben ze de verhaallijn in de eerste aktes minutieus uitgetekend. Het duurt uren voordat de rotspartijen, de pijl en boog en de appel op het hoofd van Tells zoon Jemmy plaats maken voor minder eenduidige beelden.
Pas tijdens een warm uitgelichte koorscène wordt duidelijk dat Audi en Tsypin welbewust toewerken naar een steeds grotere mate van abstractie.
Het is voor de New Yorkers te hopen dat ze niet alleen de enscenering maar ook de uitzonderlijk goed gekozen solisten uit Amsterdam krijgen. Zeker de Amerikaanse tenor John Osborn straalt spectaculaire oerkracht uit in zijn rol van de verliefde Arnold Melcthal. Hij combineert lyrische lijnen met hoogte en kracht - een even unieke als gevaarlijke combinatie. Wie dergelijke loodzware rollen zo kan zingen als Osborn, is een gewild man - en loopt het risico zijn stem vroegtijdig kapot te zingen.
Ook zijn geliefde Mathilde moet een virtuoze Rossinistem in huis hebben. Daaraan is bij de Letse sopraan Marina Rebeka geen gebrek maar naast alle knap gezongen capriolen klinkt er hardheid in haar hoogte. Daardoor wordt ze eerder angstaanjagend dan verleidelijk.
Warmte brengen de stemmen van de kolossale Italiaanse bariton Nicola Alaimo (Guillaume Tell), Patrick Bolleire als vader Melcthal en van de Franse sopraan Eugénie Warnier in een stoere jongensrol. Als zoon van Tell - ja, die met de appel op het hoofd - zingt ze noten die horen tot de eerlijkste en gevoeligste uit de hele opera.
De basis van deze topprestaties ligt bij het Nederlands Philharmonisch Orkest dat onder leiding van dirigent Paolo Carignani tintelend licht en fabelachtig ritmisch een echte Rossinisfeer oproept: speels en met Italiaanse passie in de beroemde ouverture en de balletten en teer meeverend tijdens de begeleiding van de zangers.
Als het aan het eind van de opera stormt op een van de Zwitserse meren, doemt er een immense houten boot op, hoog boven het podium, met de redder Guillaume Tell aan boord. De golven zijn traag bewegende tl-buizen. Daaronder zingt het koor, prachtig goudgeel verlicht. Met de bevrijding van het Zwitserse volk schudden ook Audi en Tsypin het juk van de letterlijke invulling van het operaverhaal van zich af - een schitterende vondst die de ontknoping een extra lading geeft en de productie naar een indrukwekkend niveau tilt.
Gioacchino Rossini: Guillaume Tell. De Nederlandse Opera. Regie: Pierre Audi. John Osborn, Nicola Alaimo, Marina Rebeka, Eugénie Warnier, Koor van DNO, Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Paolo Carignani.
Amsterdam, Muziektheater, 28/1. Tot 18/2. Uitzending: 9/3 via Radio 4.
de Volkskrant, 30 januari 2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten