Alexandre Bloch
Strauss, Wagenaar, Widmann. Anja Harteros, Koninklijk
Concertgebouworkest o.l.v. Alexandre Bloch. Amsterdam, Concertgebouw, 11/10.
‘De kans van zijn leven’, noemde
Concertgebouworkestdirecteur Jan Raes het onverwachte debuut van de Franse
dirigent Alexandre Bloch (27) bij het orkest. Raes sprak het publiek toe nadat
hij de IJ-Prijs had ontvangen voor zijn bijdrage aan economische ontwikkelingen
in Amsterdam. De andere winnaar, chef-dirigent Mariss Jansons, moest wegens
ziekte verstek laten gaan.
Bloch hoorde eind vorige week dat hij Jansons mocht
vervangen. Hij zei ‘ja’ tegen een programma met composities die compleet nieuw
voor hem waren. Zes dagen later stond hij voor een zaal vol verwende
luisteraars en dirigeerde twee van die werken uit het hoofd. Je moet maar
durven, als nog niet afgestudeerde conservatoriumleerling.
De Fransman is student bij Zsolt Nagy, aan het Conservatoire
National in Parijs. Als deelnemer aan de masterclass van Mariss Jansons, eerder
dit jaar, viel hij meteen op. Bloch hoort tot het dirigententype van het
kwikzilverige soort – als je hem op de rug ziet, denk je onmiddellijk aan de
Venezolaanse whizzkid Gustavo Dudamel, of, als je zijn donkere krullen
wegdenkt, aan de Rotterdamse chefdirigent Yannick Nézet-Séguin: glasheldere
techniek, voortdurend contact met de musici, bruisend van energie.
Voor hij zover is als deze jonge koplopers moet er nog
gewerkt worden, aan klank- en stijlgevoel bijvoorbeeld, maar Blochs debuut was
veelbelovend. In Johan Wagenaars ouverture De getemde feeks blies hij de
vlammetjes aan tot ze fel vonkten en ook met een grote soliste als de sopraan
Anja Harteros kon hij uitstekend overweg. Hij liet zich in een serie van 6
liederen van Richard Strauss door haar slanke, kernachtige stem meeslepen in
het emotionele 'Allerseelen', maar nog meer indruk maakte de uitvoering van 'Wiegenlied', waarin beiden in kleine klanken speurden naar de grootste nuances.
De Nederlandse première van Teufel Amor, een ‘symfonische
hymne’ van Jörg Widmann, viel als compositie niet mee. Grommende trombones en
een tuba spelen de noten waarmee Rachmaninov zijn Prélude in cis voor piano
solo begint. Ook later dwarrelen er citaten van de Rus voorbij, maar Widmanns
eigen noten liggen als een blok op de maag.
Het sluitstuk van de avond, Tod und Verklärung van Richard
Strauss, stond kennelijk tijdens de repetities ook als laatste in de rij. Bloch
dirigeerde weliswaar uit het hoofd maar liet de zwoele ondertoon van het werk
overspoelen door brute orkestklanken. En toch – wie een avond lang zo fier
overeind blijft als Alexandre Bloch, die wil je terug zien.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 13 oktober 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten