Spiedende blikken vanaf het balkon. Opgewonden gefluister.
‘Daar is hij, nee, kijk dan, dáár, met die baard!’ Als de organisatie had
vermeld dat de spirituele muziekmeester Arvo Pärt in de zaal zou zitten, waren
er zeker meer mensen op het concert in de Koorserie van het Concertgebouw afgekomen.
De componist uit Estland live meemaken, hem van zo dichtbij zien dat je hem zou
kunnen aanraken, werkt als een popster op een horde tieners.
Het componeren doet hem goed, zo te zien. De Est oogt veel
jonger dan zijn 75 jaren. Met lenige passen stapte hij het podium op,
toegejuicht door joelende fans na een hemelse uitvoering van zijn Como cierva
sedienta, Spaans voor ‘Zoals een hinde smacht’ uit de psalmen 42 en 43. Het
stuk is veel geprononceerder dan de meditatieve, steeds rond dezelfde motieven
cirkelende werken waarmee hij naam heeft gemaakt. De sopranen van Collegium
Vocale Gent liet hij klimmen naar steeds minder begaanbare hoogten.
Onheilspellend klonk het paukensignaal dat het koor in de smeekbeden begeleidde.
Geen beter ensemble dan het Boedapest Festival Orkest, geen betere
dirigent dan Iván Fischer om de archaïsch eenstemmige gezangen van een bodem te
voorzien. De zangeressen gaf hij letterlijk een steuntje in de rug met achter
zich een stevige basis van pauken, contrabassen, trombones, zodat hun stemmen geworteld
leken in de diepste tonen van het orkest.
De compositie, zo’n tien jaar geleden ontstaan, vormde een
mooie tegenstelling met Mozarts Vesperae solennes de confessore uit 1780. Collegium
Vocale Gent was ook hier in bloedvorm, het orkest reageerde op de kleinste
stemmingswisselingen en de beroemde sopraansolo uit het Laudate Dominum werd
onwerkelijk mooi gezongen door de Duitse Sibylla Rubens.
Iván Fischer liet het koorgedeelte van het concert voorafgaan
door Muziek voor snaarinstrumenten, slagwerk en celesta van zijn landgenoot
Béla Bartók, een gevaarlijk kwetsbaar werk om een avond mee te openen - het is
alles of niets. De compositie begint met bijna onhoorbare strijkers die alleen
tot hun recht komen als orkest en publiek samen de concentratie aangaan die
nodig is om de nuances tussen de ultrafijne timbres op te pikken. Pas in tweede
instantie komt Bartók over de brug met een lekker ritmisch allegro.
Niet uitgesloten dat die opening een slimme zet was van
Fischer om het publiek in de stemming te brengen voor een avond die langer
moest blijven hangen dan andere. Dat laatste is hem glorieus gelukt.
Mozart, Bartók, Pärt. Sibylla Rubens, Collegium Vocale Gent,
Boedapest Festival Orkest o.l.v. Iván Fischer. Amsterdam, Concertgebouw, 16/5.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 18 mei 2010
Geen opmerkingen:
Een reactie posten