Maurizio Pollini foto: Musikfestival Ruhr
Beethoven, Chopin. Maurizio Pollini. Amsterdam,
Concertgebouw, 29/1.
Nog enerverender dan de finale van de Australian Open was
het recital diezelfde dag in het Concertgebouw. Maurizio Pollini kwam er om zijn
70ste verjaardag te vieren in de serie Meesterpianisten maar daarvoor moest hij
eerst de schaduwen uit zijn verleden bezweren.
Voor de buitenwereld begint dat verleden in 1960. In één
klap werd de 18-jarige wereldnieuws. De manier waarop hij werken van Chopin nieuw
leven inblies was zo in de geest van de componist dat de jury van het befaamde concours
in Warschau unaniem wist: dit is de jongen die het charisma heeft, het
vorminzicht, de techniek waarmee je de muziekwereld verovert.
Op de cd op het label Testament die ter ere van zijn
verjaardag is verschenen krijgen we een indruk van het meesterschap van de
jonge Milanees. Hij speelt daarop beide series Études van Chopin op een manier
die de afzonderlijke delen omsmeedt tot een spannende suite – vol contrasten,
volmaakt in zijn moeiteloze lichtheid en, in andere delen, daverend van Poolse
passie.
Wie de ontwikkeling van Pollini op YouTube volgt kan
vaststellen dat hij sindsdien een andere houding achter de piano heeft
aangenomen. De hoogte waarmee hij als 18-jarige zo briljant klankwatervalletjes
liet klateren is veranderd. De pianokruk heeft hij naar beneden gedraaid en daarmee
is zijn klank kernachtiger maar tegelijkertijd minder parelend geworden.
Nog belangrijker is de psychische last die de oudere Pollini
met zich mee torst. De man voor wie de erfenis van een componist heilig is,
legt de lat voor zichzelf onmogelijk hoog, met alle spanningen die daarbij
horen. Dat kan leiden tot legendarische uitvoeringen, van Beethovens Appassionata bijvoorbeeld. Anderzijds: wie een aantal jaren geleden achter de
deur van de solistenkamer de kalme magie had gehoord van Pollini’s
Brahmsvertolkingen begreep niet dat de man die een kwartier later op het podium
zo snel en oppervlakkig door diezelfde stukken heen raasde dezelfde was.
Ook tijdens zijn verjaarsrecital vocht hij tegen zichzelf. Drie
sonates van Beethoven (nrs. 24, 26 Les Adieux en 27) gaf hij een botersaus van
pedaal waardoor de individuele karakters hetzelfde smaakten. Na de pauze raasde
hij door Chopins Fantasie op. 49 heen. In de Nocturnes op. 62 kwam hij tot
zichzelf maar de Polonaise-Fantaisie en het Eerste scherzo vlogen in
vogelvlucht voorbij, zonder zich in je hoofd te nestelen.
Desondanks kreeg hij van zijn publiek in de volgepakte Grote
Zaal op de banken. En toen gebeurde het. Bevrijd van de druk van het recital
nam hij opnieuw zijn plaats in achter het klavier. Hij speelde Chopins
Revolutie-etude alsof hij zijn persoonlijke revolutie ontketende, en de
zachtmoedige Nocturne in Des en, toen het applaus en het gejuich niet
ophielden, het Derde scherzo. Pollini-de-onoverwinnelijke was herrezen.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 31 januari 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten