Monica Germino Foto: Marco Borggreve
Andriessen, Reich, Krauze, Van Rossem. Monica Germino,
ASKO|Schönberg
o.l.v. Reinbert de Leeuw. Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ, 12/1.
Klikspaan, boterspaan je mag niet door mijn straatje gaan.
Met de treiterige dalende terts van het kinderliedje begint het vioolconcert La
Girò,
dat Louis Andriessen componeerde in opdracht van een Italiaans festival.
Tijdens het schrijven liet hij zich inspirerend door de muziek van Antonio
Vivaldi, maar meer nog door de vrouw die veel van zijn opera-aria’s een stem
gaf: Anna Girò.
De soliste die hem als een eigentijdse Anna Girò voor
ogen zweefde was Monica Germino, de Amerikaans-Nederlandse bespeelster van de
elektrisch versterkte viool die ook nog een stem heeft om mee voor de dag te
komen. Met een onsentimentele, kraakheldere toon speelde ze Andriessens
klaaglijke tertsen. Het ASKO|Schönberg, toegerust met harp en cembalom,
liet de korte motiefjes van kleur verschieten. Begeleid door een streepdunne vioollijn zong Germino vervolgens
een Italiaans gedichtje, ode aan een 18-jarige Anna Girò.
Dan, onverwacht, slaat de stemming in het stuk om. I hate
thirds, ik haat tertsen, meldt Germino. En ze vertelt over een droom waarin een
kind een ondraaglijke last met zich meedraagt. Het orkest speelt het
kinderdeuntje, maar de onschuld is eruit verdwenen. Germino neemt de tertsen
over, hoog op haar viool. Ze krijsen als hongerige meeuwen, en reiken hoger en
hoger, als de schreeuw van een mens in doodsangst.
Andriessen heeft met La Girò een stuk geschreven dat
verder gaat dan een concert. Het is een gestolde opera geworden, waarin de
handeling niet voor het oog van de wereld wordt vertoond, maar zich in het
hoofd van de solist voltrekt. Groots geschreven, machtig uitgevoerd.
Ook de rest van de avond was doordrongen van Vivaldi en zijn
tijd. Onder de noemer De dromen van Anna Girò klonken nog twee uitstekende
nieuwe composities.
Canzona, van de Pool Zygmunt Krauze (1938), is één lange
melodie die vertrekt vanuit de piano en de basklarinet. Steeds meer
instrumenten sluiten zich aan en het liedje wordt grimmiger. Een grote trom
dreunt doffe onheilsslagen, een hobo voegt er een exotische kleur aan toe maar
uiteindelijk wordt het vlees van de melodie afgestroopt. Wat rest is een geraamte
van kale strijkers. Krauze heeft zijn materiaal bewust beperkt gehouden. Het
enig frivole aan zijn Canzona is een grillige versiering die, als herinnering
aan oude compositietechnieken, telkens opnieuw terugkomt en licht bedwelmend
werkt.
In het nog onvoltooide Concerto van Andries van Rossem
(1957) speelt de piano een hoofdrol. Toetsenmagiër Gerard Bouwhuis kreeg een partij
voorgeschoteld die overstroomt van de ritmische vondsten en geraffineerde
pingpongspelletjes met de andere musici. Hij speelde ermee als een
onvermoeibare aanjager van timbres en sferen in een compositie die groots
belooft te worden.
Naast die nieuwe werken kwam Steve Reichs Double Sextet uit
2007 er bekaaid af. Het kreeg een onnodig ruwe uitvoering – jammer op zo’n
uitzonderlijk mooie avond.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 14 januari 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten