Interview met Isabelle Faust
De meeste violen hebben stalen of kunststof snaren.
Maar die klinken niet bij elk orkest even mooi. Daarom bespant Isabelle Faust
haar Stradivarius zo nu en dan met darmsnaren. Een eigenzinnige keuze die niet
zonder risico's is. Het resultaat is opwindend.
'Mijn Stradivarius heeft 150 jaar verstopt gelegen in een kelder, vandaar de naam Sleeping Beauty. Toen ik er voor het eerst op speelde, klonk hij dof en donker, maar er waren een paar tonen die me raakten - alsof er heldere kleuren onder een sterk vervuild schilderij verstopt lagen. Door jarenlang spelen zijn er steeds meer briljante klanken te voorschijn gekomen.'
Op het eerste gezicht is er niets bijzonders aan het
concert dat Isabelle Faust (40) geeft in Brugge. In het hypermoderne
Concertgebouw in het historische centrum staat het Vioolconcert van Brahms op
het programma, hetzelfde als op haar laatste cd. Daarop klinkt het
majesteitelijk waar het zo bedoeld is, met een violiste die het voortouw neemt.
In Brugge is alles anders. Daar ontspringt de rivier
van noten van haar solopartij niet in haar Stradivarius, maar in het orkest.
Haar voorname instrument, bijgenaamd Sleeping Beauty, voegt zich bij de
strijkers van het Orchestre des Champs-Élysées, en verkleurt soms dienstbaar
naar de toon van een hobo of fluit. De vlammen in haar hoge noten slaan minder
fel uit dan op de cd, de attractie van het luisteren zit 'm eerder in de
ontroering dan in de bewondering.
De ochtend na het concert, bij een gezond ontbijt,
reageert ze blij verrast op die ervaring: 'Was het verschil zo groot? Op mijn
cd speel ik met het Mahler Chamber Orchestra, een orkest met moderne
instrumenten. Daar past de klank van mijn moderne viool prachtig bij. Als ik speelde
met orkesten met historische instrumenten, zoals het Orchestre des
Champs-Élysées, begon ik me steeds meer te storen aan de karakterverschillen
tussen de klank van het orkest en die van mijn viool. Tijdens deze tournee heb
ik er voor het eerst een drastische conclusie aan durven verbinden. De stalen
snaren van mijn viool heb ik vervangen door darmsnaren.'
Voordat ze die beslissing kon nemen, had ze een lange
weg van experimenteren te gaan. De riante kleurmogelijkheden van haar
Stradivarius wilde ze niet kwijt en ook haar moderne strijkstok bleef. Als ze
die zou inwisselen voor een barokstok, zou ze afscheid moeten nemen van het
grote virtuozenrepertoire uit de 19de eeuw. Dat was geen optie voor rasvioliste
Faust. Ze begon ook in die werken uit de romantiek te zoeken naar andere
klankmogelijkheden en bespande haar instrument met darmsnaren, waarop
gewoonlijk alleen violisten uit de historische muziekpraktijk spelen - een
riskante keuze, zeker omdat Faust ze weer inruilt voor staalsnaren als ze met
een 'gewoon' symfonieorkest werkt. Darmsnaren zijn dan geen optie, omdat ze
daarmee kopje onder gaat in de veel grotere orkestklank.
Met dat tweesporenbeleid steekt ze haar nek uit. Zeker
als een viool net is bespannen met naakte, poreuze darmsnaren, raakt hij bij de
kleinste vocht- en temperatuurschommeling ontstemd. Maar daar staat veel
tegenover. Een milde toon en een gelijkwaardiger communicatie met de
orkestmusici bijvoorbeeld. Die blijken een geweldig effect te hebben op het
niveau van een uitvoering.
Isabelle Faust, geboren in Esslingen, bij Stuttgart,
maakt eigenzinnige keuzes, niet alleen met haar viool, ook in kleding en
repertoire. Met haar kortgeknipte haar en een garderobe zonder naaldhakken of
avondjurken is ze het tegendeel van de stereotiepe vioolbabe en ook in het
repertoire dat ze kiest is ze minder gericht op scoren bij een groot publiek
dan op haar persoonlijke muzikale voorliefdes. Deze week is ze met de pianist
Alexander Melnikov en de cellist Alexander Rudin in Gent, Maastricht en Tilburg
voor kamermuziekconcerten. In Nederland was ze nog maar sporadisch te horen. We
kennen haar vooral van een stroom cd's: Bach, Beethoven, Brahms, maar ook
minder bekende werken van Chausson, Jolivet, Martinu, Bartók en, volgende
maand, Carl Maria von Weber.
Na een pijlsnelle start met een internationaal
opererend jeugdkwartet won ze op haar 15de een concours. Ze stopte met haar
kamermuziekclubje om als soliste te gaan spelen bij orkesten, maar de
kwartetervaring had zich toen al in haar genen genesteld. Ze was daar gewend de
tweede viool te spelen, een tussenstem die kleur toevoegt en onder de veel
prominentere eerste viool ligt. Die aandacht voor de gelaagdheid van een
compositie is nog altijd te horen in de manier waarop ze aanhaakt bij de
tussentinten in een orkest.
Met die sensitieve houding viel ze op, eerst in
Duitsland, later in Frankrijk, waar ze jaren heeft gewoond en waar ze vrienden
voor het leven ontmoette. Een van hen is de befaamde cellist Jean-Guihen
Queyras. 'In 1996 mocht Jean-Guihen een cd opnemen bij Harmonia Mundi. Ze
vroegen hem met welke violist hij het liefst wilde spelen en hij stelde mij
voor. Zo ben ik bij Harmonia Mundi terechtgekomen. Een paar jaar later heb ik
daar op mijn beurt Sasja (de pianist Alexander Melnikov - BL) geïntroduceerd.
Harmonia Mundi was toen nog een klein label dat goed moest oppassen hoe het
budget werd besteed, maar als je een goed idee had, kreeg je alle kansen.'
'Met mijn nieuwe cd, hij ligt vanaf januari in de
winkels, steken ze opnieuw hun nek uit. Sasja speelt op hammerklavier, ik
opnieuw op darmsnaren. We hebben de cd gewijd aan totaal onbekende werken van
Carl Maria von Weber (1786-1826), die bekend is door zijn opera's Der
Freischütz en Oberon, maar veel minder als kamermuziekcomponist. Dat zou een
grote maatschappij niet snel doen, maar muzikaal gezien zijn ze echt een
ontdekking. Ik heb ze na afloop van een concert gekregen van de uitgever, in
plaats van bloemen. Daarna hebben ze meer dan twintig jaar in een kast gelegen.
Ik vond ze boeiend genoeg, maar het kwam er niet van er serieus mee aan de slag
te gaan. Pas toen ik een van de stukken als toegift ging spelen, ontdekte ik de
echte waarde ervan. Het bleken weergaloos mooie composities. Voor de cd hebben
we er een pianokwartet van Weber bij gevonden. Dat doet niet veel onder voor
een Mozartkwartet, met drama, humor, diepgang - een stuk dat stáát, zeker als
je het speelt op darmsnaren.'
Isabelle Faust speelt vanavond in Gent, op 13/12 in
Maastricht en op 14/12 in Tilburg.
Oud en nieuw: beluister zelf het verschil
Wat de elektrische gitaar is voor de rockmuziek, is de
viool voor de klassieke muziek: een solistisch kanon dat een oerschreeuw kan
voortbrengen die rechtstreeks uit de ziel komt. De idolen van de viool heetten
Viotti en Paganini.
De impact van het instrument en zijn bespelers was zo
groot dat vooral aan Paganini (1782-1840) duivelse krachten werden toeschreven.
Meisjes vielen flauw tijdens zijn concerten, toehoorders waren geschokt door de
uitzinnige passie van zijn spel. Een deel van die aantrekkingskracht zit 'm in
de kracht van de viooltoon. Die had net een drastische metamorfose ondergaan.
Tot dan toe was de klank van een viool vrij
bescheiden. Maar toen na de Franse Revolutie de deuren naar concerten
open zwaaiden voor een groep nieuwe luisteraars, ontstond behoefte aan grotere
zalen. Componisten begonnen te experimenteren met grotere orkesten.
Veel van de violen van Stradivarius, Guarneri en
andere bouwers werden rigoureus aangepast aan de nieuwe eisen. De krul, het
uiteinde met de stemknoppen, werd afgezaagd en aan een nieuwe, langere hals
gezet. De kam, die de afstand van de snaren tot de kast bepaalt, werd verhoogd,
de toets - het gedeelte waarop de vingers staan - verlengd en de hoek van de
kast ten opzichte van de hals vergroot.
Bovendien werden de snaren strakker aangedraaid en
kregen de instrumenten zo een hogere stemming. Door de grotere spanning op de
snaren werd de toon penetranter. Voor de snaren werd nieuw materiaal gebruikt.
De poreuze schapendarmen maakten plaats voor staal en later kunststof. Daarmee
veranderde het karakter van de toon nog ingrijpender: van ruw en intiem werd
hij glanzend en briljant.
Stuiterstreken
De duivelskunst van Paganini was nog aan een andere
ontwikkeling te danken: die van de strijkstok. Die is van oorsprong recht, maar
het lukte de Parijse stokkenbouwer François Tourte (1747-1835) een model te
ontwikkelen met gebogen hout, waardoor de haren op de stok op spanning kwamen
te staan. De invloed van Tourte was enorm. Met zijn model strijkstok werden
razendsnelle stuiterstreken mogelijk. Zeker Paganini ging als een uitzinnige
tekeer op zijn instrument: hoger dan ooit voor mogelijk werd gehouden klommen
zijn vingers op de toets, en de composities die hij schreef, waren voor niemand
anders speelbaar. Generaties componisten gebruikten de virtuoze technieken
waarvoor hij de basis had gelegd.
Op YouTube is dat goed te horen op dit filmpje van de
violiste Hilary Hahn: bit.ly/VAwRG1
Revival
De oude barokviolen verdwenen uit het muziekleven. Pas
in de jaren zestig ontstond opnieuw belangstelling voor de manier waarop de
composities hadden geklonken in de tijd van hun ontstaan.
Er ontstond een school van musici die zich
specialiseerde in het spelen op historische instrumenten. Rachel Podger en
Andrew Manze komen daaruit voort. Met hun barokviolen en barokstrijkstokken
spelen ze muziek uit de tijd van Bach en Mozart.
Op dit filmpje is Rachel Podger in Bachs Sonate BWV
1001 te horen op een historische viool en een barokstrijkstok: bit.ly/12j1FRA
Luister ook naar Janine Jansen in dezelfde sonate op
een 'moderne' viool en stok: bit.ly/ST8fv2
Moderne Faust
Met een barokviool en een barokstok stuit je bij de
virtuoze concerten van componisten als Paganini, Brahms, Tsjaikovski, Sibelius
op onoverkomelijke hindernissen. De snel stuiterende streken in die composities
zijn met een barokstok onspeelbaar, de hoogste noten zijn op een barokviool
nauwelijks te realiseren. Wie in dat repertoire toch de sfeer zoekt van een oud
ensemble, kan niet verder gaan dan Isabelle Faust: de stalen of kunststof
snaren vervangen door schapendarmen. Hier speelt Isabelle Faust op haar
Stradivarius en haar moderne Tourtestrijkstok in het langzame deel van
Beethovens Sonate op. 12 nr. 2: bit.ly/QTNvn8
Biëlla Luttmer de Volkskrant, 12 december 2012
Biëlla Luttmer de Volkskrant, 12 december 2012