donderdag 19 september 2013

Koor en evangelisten tillen de uitvoering naar een schitterende niveau.
Arvo Pärt: Johannes-Passie. Solisten, Asko|Schönberg, Jan Hage (orgel), Nederlands Kamerkoor o.l.v. Risto Joost. Rotterdam, Laurenskerk, 21/3 Nog te horen: Den Haag, Nieuwe Kerk (23/3); Amsterdam, Westerkerk (26/3)

Op het plein voor de Laurenskerk in Rotterdam trillen bassen uit een lagetonenspeaker in een geparkeerde auto. Een meisje giert van het lachen om een grap van haar vriendin. Dan vallen de deuren van de kerk dicht. Ineens, zonder overgang, is er stilte, rust, concentratie - een omgeving waarin je vanzelf je stem dempt. Moderne kunst staat opgesteld in hoge ramen. Je kunt ernaar kijken, maar de werken dringen zich niet aan je op. In die kloostersfeer presenteert het Nederlands Kamerkoor zijn paasprogramma.

70 minuten lang klinkt de tekst van Johannes over het lijden van Christus. Het Kamerkoor kiest dit jaar niet voor de beproefde meerstemmigheid van Bach maar voor de eenvoud van Arvo Pärt (1935), de man uit Estland die zijn leven lang trouw is gebleven aan zijn liefde voor het ritueel. Zijn Passio Domini nostri Jesu Christi secundum Joannem, kortweg: Johannes-Passie, ligt ergens tussen een gregoriaanse kerkdienst en een compositie in.

Pärt heeft zijn Passie opgezet als een raamvertelling. Wringende orgelklanken en langgerekte koortonen laten je wegglijden naar het verhaal en halen je uiteindelijk terug naar het hier en nu. Het lijdensverhaal zelf werkt als een meditatie: monotoon, vol hallucinerende herhalingen, waardoor je hartslag trager wordt, je gedachten in de pauzestand gaan en zich vernieuwen. Het lijdensverhaal van Jezus kun je meelezen, maar als je het naast je neerlegt en alleen de klanken tot je laat komen, werkt het evengoed.

Dirigent Risto Joost, landgenoot van de componist, heeft bij de zangers van het Nederlandse Kamerkoor solisten uitgezocht die niet opvallen maar zich voegen in de klank van het koor. In plaats van één evangelist vertellen vier zangers het lijdensverhaal. Soms klinkt er een hobo of een fagot als tegenstem, maar op andere momenten is er de ultieme soberheid van een enkele zanglijn. Voor de Christuspartij tekent de bariton André Morsch, met een stem die mooi de kwetsbaarheid van Christus in zijn laatste uren laat horen. Als hij aan het woord is, vertraagt de muziek en voegt zich een orgel bij de stem. Olivier Dumait, de tenor die de partij van Pilatus zingt, is niet op alle momenten trefzeker, maar het koor en de evangelisten Dorothea Jakob, Kaspar Kröner, Albert van Ommen en Kees Jan de Koning tillen de uitvoering naar een schitterend niveau.

Op één moment maakt Pärt een knieval voor Johann Sebastian Bach. Als het koor roept niet Jezus maar de boef Barabbas te kruisigen, klinkt een ritmisch Barrabam, een minieme verwijzing naar de componist die de basis heeft gelegd voor de passietraditie.
Biëlla Luttmer
De Volkskrant, 25 maart 2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten