donderdag 19 september 2013

Ingo Metzmacher gaat tot het uiterste in kracht, timing en nuances

Bruckner, Hartmann. Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Ingo Metzmacher. Amsterdam, Concertgebouw, 30/3.
De muziek van Karl Amadeus Hartmann (1905-1963) is niet voor watjes. Vier maanden geleden verbleekte het publiek van de ZaterdagMatinee toen ze de heren van het Groot Omroepkoor het Florian-Geyer Lied hoorden schallen. Jaren nadat Hartmann het had gebruikt in zijn anti-oorlogsopera Simplicius Simplicissimus werd het het lijflied van de SS. Ook in minder plastische composities slingert hij je van koudwaterbad naar tropische jacuzzi en omgekeerd.

Hartmannspecialist Ingo Metzmacher

In zijn Achtste symfonie, zijn laatste, is het een schril schreeuwende klarinet die je haren recht overeind laat staan. Meteen daarna strijkt Hartmann je over de bol met een altvioolsolo die door de combinatie met houten slagwerkinstrumenten nog warmer klinkt. 

De wisselbaden komen terug, met drie fluiten als ultieme kouverstrekkers. Maar als alle extremen hun werk hebben gedaan, heb je het gevoel dat er nog iets anders is gebeurd. Je hebt kennis gemaakt met een klankwereld waarin elk motiefje, iedere stem in het orkest tot het uiterste is doorontwikkeld, net zolang tot de moleculen ervan zijn komen bovendrijven - onderdelen van een periodiek systeem van deeltjes die alleen in Hartmanns universum thuishoren. 

Het Radio Filharmonisch Orkest laat dit seizoen in de ZaterdagMatinee alle symfonieën van Hartmann voorbij komen. Deze Achtste vormt daarvan het groteske hoogtepunt. Met de dirigent Ingo Metzmacher hebben ze een specialist in huis. De voormalige chef van de Nederlandse Opera is een van de grootste verdedigers van Hartmanns oeuvre. 

Spannend was de combinatie met de Negende symfonie van Anton Bruckner. Ook hij zette, een kleine eeuw voor Hartmann, extreem verschillende klankblokken tegenover elkaar, met soms alleen een moment van stilte daar tussenin. De Negende is ook voor Bruckner zijn laatste symfonie. Hij stierf voordat hij het kon voltooien waardoor de compositie eindigt in trage, zachte klanken. 

Zeldzaam aangrijpend waren de momenten waarop de strijkers hun snaren tokkelen. Dan ging Metzmacher tot het uiterste - in kracht, in timing en in nuances. Maar in zwaardere passages liep hij te hard van stapel. Daardoor bleven er te vaak momenten over waarin de spanning in de compositie verder ging, maar het orkest zijn mogelijkheden al had opgebruikt. Bij Hartmann kon zulke felheid geen kwaad. Bij Bruckner haalde die de angel uit de compositie.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 3 april 2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten