dinsdag 11 maart 2014

Pierre Audi brengt Libanees houtvuur naar operabühne

door Biëlla Luttmer en Frits van der Waa                                                                Pierre Audi is de uiterst succesvolle artistiek leider van De Nederlandse Opera én, dit jaar voor het laatst, van het Holland Festival. Zijn overvolle agenda adoreert hij. Ook na 25 jaar barst hij nog van de ideeën en plannen.
De afgelopen weken kon je Pierre Audi (56) de monumentale decors van Der Ring des Nibelungen zien afstruinen: baby Sophia op de arm, in zijn kielzog een fotograaf. Met zijn dochtertje liet hij zich portretteren in elk van de vier decors, zodat hij later aan haar kan uitleggen wat hij met zijn enscenering wilde zeggen.
Het is een noodgreep. Eigenlijk had hij over een jaar of tien met haar in de zaal van het Muziektheater willen zitten, vier lange avonden achter elkaar, en haar de machinaties van goden en halfgoden laten voelen. Hij had willen zien hoe ze zou worden meegezogen in de decors van George Tsypin, en hoe de dirigent Hartmut Haenchen haar zou hebben betoverd met Wagners muziek.
Maar toen Sophia werd geboren in het gezin van Audi en zijn jonge vrouw, wist hij al dat er een einddatum was voor zijn Ring. Op 14 februari 2014 gaat Wagners godenwereld in een vuurzee ten onder. Daarna worden ook de houten balken, die meters ver de zaal in steken, en het plexiglas waarop de Rijndochters zwemmen, vernietigd.
De laatste Ring is nog even spannend als de eerste, die Nederland vijftien jaar geleden als serieuze speler in de operawereld op de kaart zette. Reusachtige decorstukken veranderen Het Muziektheater in een ruig landschap. Tegelijkertijd komen de zangers zo dichtbij dat ze hun mythische pijnen persoonlijk aan je lijken uit te leggen.
Niet alleen de kosten voor de opslag van de decors zijn nauwelijks op te brengen. Een Ring van deze allure kost zo veel repetitietijd, een zo grote zangerscast en een zo groot orkest dat andere producties ervoor moeten wijken. Toeval of niet, de laatste ronde van de Ring valt samen met Audi's 25-jarig jubileum in Amsterdam.
Pierre Audi's gezicht is voller geworden, zijn blik bedachtzamer, sinds hij een kwarteeuw geleden naar Amsterdam kwam om artistiek leider te worden van De Nederlandse Opera. Hij spreekt inmiddels vloeiend Nederlands – met een Franse tongval en af en toe een opmerking in het Engels. In zijn kamer in Het Muziektheater Amsterdam schenkt hij koffie.
'Die vernietiging is pijnlijk. Maar als ik me daar triest over voel, denk ik aan de hoeveelheid werk en aan de stress die de productie nog altijd oplevert. Al tijdens de voorstellingenreeks van 2005 begon ik na te denken over de serie van nu: over de techniek, de belichting, die enorme hoeveelheid details. Inmiddels zijn onze toneelinstallaties en onze trekkenwanden vernieuwd en moeten we alles opnieuw uitdenken. Het blijft een tricky productie. Als er iets niet klopt, zie je het meteen. Deze Ring heeft van mij persoonlijk enorm veel geëist.'
Met de keuze voor Pierre Audi nam De Nederlandse Opera in 1988 een risico. De jonge Libanees had zich al bewezen in het Londense Almeida Theatre, met kleinschalige, vernieuwende theaterproducties, maar zijn ervaring in het operavak was minimaal. Toch lukte het hem, samen met zakelijk leider Truze Lodder, het altijd in crisis verkerende Nederlandse operalandschap te veranderen in een bloeiende proeftuin waar regisseurs als Willy Decker, Peter Sellars en Robert Carsen graag terugkomen.
De Nederlandse Opera werd onder zijn leiding een spannend huis van superlatieven: Audi zelf regisseerde er de vroegste opera's (zijn Monteverdi-cyclus), de grootste opera's (Wagners Ring en een serie hoogtepunten uit de grand opéra) en introduceerde, in eigen regie of met gastregisseurs, de nieuwste opera's van Louis Andriessen, Michel van der Aa, Theo Loevendie, Guus Janssen en Tan Dun.
Op een groot projectiescherm werd zijn Ring vijftien jaar geleden live aan het publiek getoond, gratis, in de buitenlucht in het Amsterdamse Oosterpark. De belangstelling was gigantisch: duizenden mensen liepen warm voor muziektheater dat de naam heeft zwaar en elitair te zijn. Wagners Ring werd een cultwerk, met Pierre Audi en Hartmut Haenchen als helden. Voor beiden was het de eerste Ring. Samen zijn ze zo vergroeid geraakt met het stuk dat er een onlosmakelijke eenheid kon ontstaan tussen regie en muziek.
Tijdens de 105 voorstellingen hebben 162.500 bezoekers de Ring gezien. Pierre Audi heeft er hooguit vijf gemist. Avond aan avond kon je hem zien zitten op zijn plek op het balkon. Kijken naar hoe de lichamen van de zangers zich voegden naar de ruimte, ontdekken wat er spontaan ontstond, hoe de vorm van de enscenering tot leven kwam. Na afloop kwam hij naar de kleedkamers om de verschillende stijlen van de zangers tegen het licht te houden en ze samen te brengen tot één vocabulaire dat voor iedereen werkte.
Audi: 'Het is een productie die een beroep doet op alle hoekjes van de organisatie. Ik voel steeds opnieuw dat deze Ring een magisch effect heeft op iedereen die erbij betrokken is, zeker op de zangers. Zij voelen zich veilig op de manier waarop ze met het orkest bij elkaar zitten, gesteund door Hartmut Haenchen, door mij, door de hele company. Ondanks de monumentale afmetingen van de decors ontstaat er intimiteit – hoe paradoxaal dat ook lijkt. Je komt hier een universum binnen dat totaal anders is dan elders. Wat er gebeurt in het decor van Götterdämmerung (een van de vier delen van de operacuclus, red.), dat maak je nergens mee, ook niet in Wenen of in de Met in New York. De decors zijn zo anders, zo monumentaal, dat je minder nadenkt over de technische problemen en de angsten die bij het zingen van Wagner komen kijken. We hebben met onze Ring een historische sprong gemaakt.'
Vanaf zijn eerste regie in Amsterdam – dat was Monteverdi's Il ritorno d'Ulisse in patria – begreep het publiek waar het Pierre Audi om ging: ruimte geven om verder te denken dan alleen over wat er op het podium te zien is.
Die waardering heeft hem diep ontroerd. 'Het grote liefdesverhaal tussen mij en Nederland begint met dat begrip voor mijn werk. Bij Duitse en Engelse critici merk ik dat ze altijd op zoek zijn naar een referentiepunt. Uit welke school komt hij? Waar is het concept? Het is ze te abstract. Dat werkt beklemmend voor me. Nederland is een bevrijding. Ik voel me hier begrepen en dat heeft veel inspiratie losgemaakt.
'Een deel van het werk doet het publiek zelf – ze moeten aan de bak, dingen zelf invullen. Het deprimeert me als een voorstelling maar over één ding gaat. De manier waarop componisten denken past beter bij me. Ambiguïteit, dingen open laten, dat spreekt in de muziek vanzelf. Ik wil theatrale vormen vinden die uitgaan van een ergelijkbare openheid. Dat is niet eenvoudig.'
Toen hij als kind, in Libanon, kennismaakte met theater was dat altijd in de buitenlucht. Er was een vuurtje, er was een verteller, er was een sterrenhemel: elementair, simpel, magisch.
De eerste voorstelling die hij in Amsterdam meemaakte, was Nixon in China, de opera van John Adams. 'Ik keek vanaf mijn plek op het balkon naar het podium en dacht: hoe kan ik ervoor zorgen dat mensen stoppen met denken over de zaal, de rode stoelen, het plafond. Dat ze dat allemaal vergeten en gaan denken over eeuwigheid, over innigheid. Dat was het moment waarop ik me begon af te vragen hoe ik het open gevoel van mijn jeugd naar de zaal kon brengen.'
Vanaf de Monteverdicyclus gingen vuur en het gevoel van buitenlucht deel uitmaken van het artistieke dna van Audi. De bomen in Orfeo, de lege ruimte in Ulisse, de mysterieuze verandering in Poppea, alles gaat over buiten. Als hij al wanden gebruikt, is dat om innigheid te suggereren, nooit om ruimte af te sluiten.
Tien jaar geleden kreeg Pierre Audi de artistieke leiding van het Holland Festival. De komende editie wordt zijn laatste.
Ook in zijn festivalprogrammering sijpelt zijn Arabische afkomst door, met als hoogtepunt zijn betoverende eerbetoon aan de Egyptische superster Oum Kalthoum.
Hij zette hoog in op de ontwikkeling van een muziek- en operaprogramma. 'Ik denk dat dat in het moderne festivalcircuit een vereiste is. Je ziet het in New York, in Wenen, in Frankrijk. Daarmee hebben we ons op de kaart gezet.' En toch. Een pijnpunt is er ook. Door de bezuinigingen is het festival 12 procent teruggevallen in subsidie. 'Eigenlijk had ik het willen ontwikkelen tot een festival dat zelf produceert. Maar dat is, afgezien van een aantal kleine projecten, niet gelukt.'
Een opera-organisatie én een gerenommeerd festival leiden en daarnaast nog een fiks aantal ensceneringen maken, in eigen huis en ver daarbuiten – het zijn taken waar zelfs de dikste agenda onder zou bezwijken. Audi, met een grijns: 'Het is heel simpel. Voor mij gaat alles over één ding. Ik denk niet op een intellectuele, droge manier, maar ik denk instinctief na over de overeenkomsten tussen verschillende ervaringen.
'Toen ik werkte aan de Ring dacht ik aan Luigi Nono en Karlheinz Stockhausen, aan hoe zij de musici op ongewone plaatsen in een ruimte neerzetten. Hun ideeën zetten me aan het denken over een plek waar ik het orkest zou laten spelen. Dat hoeft niet in de orkestbak te zijn, het kan ook op het podium, weten we nu.'
Ook in de barokmuziek wil hij verder kijken, ontdekken hoe andere theaters en dirigenten die nog niet bij De Nederlandse Opera zijn geweest, werken. Hun andere benadering van de barokmuziek wil hij persoonlijk, fysiek meemaken om die ervaringen terug te laten stromen naar zijn werk hier.
Audi haalde de voorhoede van de beeldende kunst naar Amsterdam. Hij koppelde Mozart en Guus Janssen aan Karel Appel, Wagner aan Anish Kapoor. Voor de komende jaren heeft hij coryfeeën uit de filmwereld uitgenodigd. Met de Quay Brothers – filmkunstenaars die op dit moment een grote tentoonstelling hebben in EYE Filminstituut Nederland in Amsterdam – gaat hij samenwerken in een nieuwe opera van Louis Andriessen.
De première is gepland in Carré, voor het seizoen 2015-2016, als De Nederlandse Opera vijftig jaar bestaat. Volgend seizoen komt Terry Gilliam, van Monty Python, om een opera van Hector Berlioz te regisseren.
Het lijkt een trend in operaland, waar Hollywoodfilms als Brokeback Mountain in operagedaante verschijnen en waar filmacteurs en -regisseurs zich buigen over Der Rosenkavalier en La damnation de Faust. Maar voor Pierre Audi gaat het verder.
'Gilliam is zeer muzikaal en heeft een enorme passie voor Berlioz. Hij heeft zelf voorBenvenuto Cellini gekozen. Als iemand met zo'n groot geestelijk universum dit werk kan doen, dan wil je dat zien.'
Intussen denkt Audi voorzichtig na over zijn leven na De Nederlandse Opera. Het is de plek waar veel mogelijk werd, maar waar geen plaats was voor zijn liefde voor kleinschalig, experimenteel theater. Deels ligt dat aan het gebouw aan het Waterlooplein. Daar ontbreekt een kleine zaal, een plek om dingen uit te proberen. 'Dat blijft een pijnlijk gemis. Ik zou zo'n zaal met een klein budget goed kunnen programmeren. Ooit wil ik nog eens een festival leiden dat alles zelf produceert. Het hoeft niet groot te zijn, wel markant.'
Eén van zijn dromen komt tijdens zijn laatste editie van het Holland Festival uit. Wat in het Almeida Theatre in de jaren tachtig niet lukte, gebeurt in 2014 in de Westergasfabriek in Amsterdam. 'Samen met Luigi Nono werkte ik in Londen aan een festival. In een kerk en in het Almeida zouden we een project ontwikkelen rond zijn composities. Maar Nono overleed en het werd afgelast. In juni wordt het alsnog uitgevoerd. Opnieuw merk ik het: alle ervaringen in mijn leven stromen samen naar één punt.'

Autodidact                                                                                                                         Als jongen van twaalf hoorde de Libanese bankierszoon Pierre Audi in de grotten van de kustplaats Jeita experimentele muziek van Karlheinz Stockhausen. Het werd een ontdekking die hem diep raakte en hem wakker maakte voor nieuwe, ongehoorde klanken die in een bijzondere omgeving nog sterker werkten. Als regisseur is hij autodidact. Na een aantal jaren in Parijs en een studie geschiedenis in Oxford, leerde hij het vak door te kijken, te luisteren, te praten met regisseurs, met beeldend kunstenaars, met musici. In Londen richtte hij het Almeida Theatre op, broedplaats voor jonge, avontuurlijke theatermakers. Daar viel hij op, ook internationaal, en in 1988 werd hij uitgenodigd om in Nederland de zieltogende opera nieuw leven in te blazen.

Der Ring des Nibelungen is van 29-1 t/m 14-2 te zien in Het Muziektheater Amsterdam.  de Volkskrant, 24 januari 2014                                                                                           © Biëlla Luttmer/Frits van der Waa 2014

Geen opmerkingen:

Een reactie posten