woensdag 19 maart 2014

Geknakte poppen als dubbelgangsters Lucia di Lammermoor

Opera
De Nationale Opera. Donizetti: Lucia di Lammermoor. Regie: Monique Wagemakers. Solisten, koor van De Nationale Opera, Nederlands Kamerorkest o.l.v. Carlo Rizzi. Amsterdam, Nationale Opera & Ballet, 14 maart. Tot 6 april. Uitzending: 27 maart, live via Radio 4. 

Jessica Pratt als Lucia di Lammermoor

Tegen het einde van Il gattopardo, de roman van Tomasi di Lampedusa, hoort de stervende held van het verhaal een draaiorgel spelen. De finale van Lucia di Lammermoor klinkt door de straten van Sicilië: Tu che a Dio spiegasti l’ali, Jij die je vleugels naar de hemel spreidde – de aria die erotiek en dood met elkaar verzoent.

Met die aria komt het toch nog goed. Het geluk dat Lucia en Edgardo bij hun leven is ontzegd, is gesublimeerd tot muziek. De klanken gaan door terwijl Edgardo, die zijn hart met een dolk heeft doorboord, sterft. Na afloop stap je ermee in de metro naar huis en ook de volgende dag zitten ze nog vers in je geheugen. Het drakerige verhaal ben je dan allang kwijt.   

Bij De Nationale Opera, zoals De Nederlandse Opera tegenwoordig heet, weten ze dat. Alle troeven hebben ze gezet op die finale, waarin Lucia, gek geworden van verdriet, haar waanzinsaria zingt en waarin haar Edgardo, ondersteund door een cello, zijn laatste woorden stamelt.

Ze hebben er de Australische sopraan Jessica Pratt voor naar Amsterdam gehaald, een van de beste Lucia’s die er wereldwijd te vinden zijn. Ze schreeuwt haar verdriet niet uit maar houdt het klein, ook als de hoogste noten smeken om krachtige uithalen. Die beheersing betaalt zich terug in een zaal die de adem inhoudt. Als in haar beroemde waanzinsscène met een ragfijne topnoot de ontlading komt, juicht niet alleen het publiek, maar is er ook applaus van Carlo Rizzi, de dirigent, en de musici van het Nederlands Kamerorkest.

Dan moet de finale van Edgardo nog komen. Tegen alle regels van de door primadonna’s gedicteerde cultuur in, heeft Donizetti ze toebedeeld aan de tenor, zodat aan het slot van de opera de hoogtepunten over elkaar heen buitelen. De laatste, verzoenende woorden zijn voor Ismael Jordi, de Edgardo uit Jerez de la Frontera, die voor deze laatste aria zijn mooiste, meest genuanceerde frases heeft bewaard.

De bariton Marco Caria zingt de rol van Lucia’s broer, aanstichter van het verderf. Hij begint wat rauw maar laat naarmate de voorstelling vordert een menselijkere kant van zijn rol aan het woord.

De enscenering van Monique Wagemakers is ruim zes jaar oud. Ze laat de machteloosheid van Lucia zien door haar evenbeeld in poppen neer te zetten die naarmate de voorstelling vordert steeds meer geknakt raken. Toch lukt het haar niet een pregnante visie op het stuk te geven. De voorstelling blijft statisch en eendimensionaal. Ook in het toneelbeeld mis je gelaagdheid. Het wordt gedomineerd door een ielig bed, dat wankelt onder het niet geringe gewicht van Lucia, en een kille, lege ruimte. De trage tempi van Carlo Rizzi maken het er niet beter op, al weet hij zijn solisten wel te ondersteunen op plekken waar het ritmisch lastig wordt.

Het koor, omgedoopt tot Koor van De Nationale Opera, is goed in vorm en als Lucia tijdens haar waanzinsscène wordt begeleid door de onaardse klanken van een glasharmonica – geniale vondst van Donizetti – is het alsof ze samen met het romanpersonage van Lampedusa en al die andere ongelukkigen wegvliegt naar een wereld zonder beperkingen.

Biëlla Luttmer


de Volkskrant, 17 maart 2014 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten