dinsdag 11 maart 2014

Je voelt de ruggengraat van contrabassen door het orkestweefsel heen

Schubert, Sjostakovitsj. Gautier Capuçon, Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Semyon Bychkov. Amsterdam, Concertgebouw, 29/1. Herhalingen: 31/1, 2/2. 
Geen geluid van paarden die voorbijdraven, geen venijnig priemende hobo, geen jankende cello: de Sjostakovitsj die Semyon Bychkov bij het Concertgebouworkest neerzet klinkt als kamermuziek. Hij gooit geen olie op het vuur maar blust met een zachte deken de uitslaande brandjes in het orkest. Boven die gedempte klanken dringt het gesnuif van de solocellist Gautier Capuçon door tot de verste hoeken van de Grote Zaal. Bychkov laat zich er niet door van de wijs brengen. Hij blijft het zoeken in de kleine gebaren, in de motiefjes die hij onder de loep legt en in hun fijne detaillering samensmeedt tot een betoog bij kaarslicht.
De Russisch-Amerikaanse dirigent is de oudere broer van Yakov Kreizberg, de overleden chef van het Nederlands Philharmonisch Orkest, die de naam van zijn overgrootvader aannam. Beiden studeerden bij de legendarische Ilja Moesin maar Bychkovs ronde gezicht en de kleine draaibewegingen van zijn rechterpols zijn mijlenver verwijderd van Kreizbergs lijnrechte kaak en brede armzwaaien. Bij Bychkov wordt Sjostakovitsj’ Eerste celloconcert muziek die zich niet aan je opdringt maar die je uitdaagt je zintuigen op scherp te zetten. Die aanpak is niet zonder risico. Soms ontbreekt er net die fractie ongeduld die ervoor zorgt dat je wordt meegesleurd.
Ook Gautier Capuçon neigt eerder naar de dialoog met de andere musici dan naar imponerend gonzend solovertoon. Als hij in het langzame deel samen optrekt met de hoorn, leunt hij comfortabel tegen de warme hoorntonen aan en als de violisten hun toon temperen en de klokjesklank van de celesta inzet, voegt hij zich in die sfeer met zacht fluitende flageoletten. Het wordt anders in de cadens, de lange solopassage. Daar fonkelt zijn toon en laat hij zijn cello uit het orkest opveren.      
In Schuberts Negende symfonie, zijn ‘Grote’, schaaft Semyon Bychkov voorzichtig aan de laagjes in de compositie en maakt die zo dun dat je de ruggengraat van contrabassen door het weefsel heen kunt voelen – een aanpak die indrukwekkend goed uitpakt.
Het tweede deel wordt bij hem een lichte dans met aanstekelijke ritmische puls. Opnieuw zorgt Bychkov voor een verrassing: als Schubert de adem inhoudt en alle instrumenten laat zwijgen, verandert het karakter. Het dansritme valt weg. Boven lichte tokkeltonen van de violen en contrabassen neuriet een hobo, en een klarinet. Onthecht lonken ze naar een andere wereld, die onaards ver weg ligt.

Biëlla Luttmer 
de Volkskrant, 31 januari 2014

Geen opmerkingen:

Een reactie posten