zondag 13 oktober 2013

De mens achter Bachs noten

Interview René Jacobs
En dan barst het drama ongewoon heftig los. Kalm, bijna sereen was de nieuwe opname van Bachs Matthäus-Passion die dirigent René Jacobs (66) deze week uitbrengt, van start gegaan. Lange, brede streken spreiden een bed voor een fors koor, dat uit de verte antwoord krijgt van een kleinere club zangers.
Maar dan.

De solisten lijden mee als Jezus gevangen wordt gezet, ze kruipen in zijn huid als hij gal te drinken krijgt. Ook de evangelist, verteller van het lijdensverhaal, laat zich meevoeren door zijn emoties. Zijn 'und weinete bitterlich' klinkt aangedaan.

Jacobs' visie is een statement. Hij breekt radicaal met de mager bezette opvattingen van de laatste jaren. Bij hem geen bleke stemmen. Zijn opera-uitvoeringen zijn beroemd om hun bewogenheid en ook in deze gewijde muziek gaat hij op zoek naar het menselijke achter Bachs noten. Niet toevallig zijn de solisten die hij voor zijn uitvoering heeft gekozen dezelfde als in zijn operaproducties. René Jacobs: 'De zanger die Jezus zingt, is ook mijn Don Giovanni. Maar pas op: Don Giovanni is een rol, Jezus niet. Het gaat hier niet om opera, maar om een oratorium. Hij is een zanger die Jezus' woorden zingt.' 


Met de Matthäus-Passion is René Jacobs terug bij de muziek waarmee het allemaal begon. Als kleine jongen was hij een van de sopranen in de kathedraal van Gent. Van opera wilde hij destijds niets weten, maar een toen nog fors bezette Matthäus waarin hij meezong heeft een geweldige indruk gemaakt. Aafje Heynis was een van de solisten. De naam van de Engelse dirigent is hij vergeten - dirigenten maakten een stuk minder indruk dan zangers. Een paar jaar later zong hij als altsolist in Groningen, met Johan van der Meer als dirigent. In het orkest speelden zowel Gustav Leonhardt als Ton Koopman - grondleggers van de authentieke uitvoeringspraktijk.

Ook Jacobs gaat op zoek naar de bron, naar Bachs bedoelingen. Maar Jacobs gaat nog een stap verder. Nippend van een glas water: 'Ik ben op een goede manier door mensen als Leonhardt, Herreweghe en Koopman beïnvloed, maar er waren altijd momenten waarop het me te academisch werd, te droog, met name in de koralen. Dat zijn ich-Lieder, met teksten die gaan over ik. Ook de harmonisatie van Bach is hier zeer persoonlijk en emotioneel. En dan zijn er die fermates, die rusttekens, op de slotnoten van de zinnen. Uit traktaten is bekend dat ze daar staan om te blijven mediteren op de tekst. Dat werd heel mechanisch gedaan. Daar wilde ik van terugkeren.'

Met die emotionele aanpak houdt Jacobs' nieuwe visie niet op. Bezoekers van het Festival Oude Muziek in Utrecht konden vorig jaar al meemaken hoe het is als de twee koor- en orkestgroepen die Bach voorschrijft niet naast elkaar maar tegenover elkaar staan. Er ontstond een voortdurende dialoog tussen het grote koor en het kleinere, die het lijdensverhaal nog dichterbij brengt.

Een publicatie van de Duitse musicoloog Konrad Küster onderbouwde Jacobs' vermoedens dat de gebruikelijke opstelling van de koren, naast elkaar, niet logisch is. In documenten uit Bachs tijd wordt vermeld dat ze destijds in de Thomaskirche in Leipzig niet links en rechts stonden, maar tegenover elkaar: koor één op de grote galerij achterin de kerk en koor twee in het zogenoemde Schwalbennest, met een klein orgel, voorin de kerk. Dat kleine orgel is tijdens Bachs leven weggehaald. Daarom verving hij het in zijn tweede versie van de Matthäus-Passion door een klavecimbel.

'Mit den beiden Orgeln der Kirche, staat in het enig overgeleverde document uit die tijd. Daarom kies ik voor twee orgelstemmen', vervolgt Jacobs. 'Wat mij in de theorie van Küster vooral aantrekt zijn de dramaturgische gevolgen van de opstelling van de koren. Die baseert hij op Bachs keuze voor wie wat zingt. De handeling speelt zich af in het eerste koor. Als je de teksten leest van het tweede koor, hebben die vaak te maken met de afstand die te groot is om te kunnen ingrijpen in het passiegebeuren, met de onmacht geen einde te kunnen maken aan wat die beulen daar doen. Dat is heel duidelijk aan het eind van het eerste deel, als Jezus gearresteerd wordt en naar de gevangenis wordt gebracht. Het tweede koor roept dan: 'lasst ihn, haltet, bindet nicht'. Ze zien wat er gebeurt maar ze zijn 30 meter verwijderd van de galerij waar alles plaatsvindt en kunnen niet ingrijpen. Die onmacht sprak mij als operadirigent geweldig aan.'

Jacobs' ervaring met opera is op meer plaatsen in de passie te horen. Sind Blitze, sind Donner lijkt in zijn heftigheid regelrecht afkomstig uit een opera. Jacobs: 'Dat kan wel kloppen. Bach kreeg geregeld het verwijt dat zijn passies te opernhaft waren.' Zo klinken het orkest en het koor als de striemen van een flinke storm. Jacobs: 'Er is op dat moment geen storm. Maar de tekst is een reactie op de arrestatie van Jezus. Waarom ontketent de hemel geen onweer, geen storm? Bach spreekt hier de muzikale taal waarin opera's toen werden geschreven en had ongetwijfeld fantastische opera's kunnen componeren. Maar hij hield zich niet voor niets bij de passies, opera vond hij louter schöne Liedchen. Mijn interpretatie is een poging om met mijn beperkte talenten uit te drukken wat Bach met zijn Matthäus-Passion wil zeggen. Als de religieuze vervoering naar de achtergrond zou verdwijnen, als ik na deze opname als commentaar zou krijgen: 'het is een opera geworden', ben ik mislukt.' 


Bach: Matthäus-Passion. Solisten, Rias Kammerchor, Staats- und Domchor Berlin, Akademie für alte Musik Berlin o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi 
Biëlla Luttmer 
de Volkskrant, 9 oktober 2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten