zaterdag 14 januari 2012

Krijsende tertsen van Andriessen


Monica Germino Foto: Marco Borggreve

Andriessen, Reich, Krauze, Van Rossem. Monica Germino, ASKO|Schönberg o.l.v. Reinbert de Leeuw. Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ, 12/1. 
Klikspaan, boterspaan je mag niet door mijn straatje gaan. Met de treiterige dalende terts van het kinderliedje begint het vioolconcert La Girò, dat Louis Andriessen componeerde in opdracht van een Italiaans festival. Tijdens het schrijven liet hij zich inspirerend door de muziek van Antonio Vivaldi, maar meer nog door de vrouw die veel van zijn opera-aria’s een stem gaf: Anna Girò.
De soliste die hem als een eigentijdse Anna Girò voor ogen zweefde was Monica Germino, de Amerikaans-Nederlandse bespeelster van de elektrisch versterkte viool die ook nog een stem heeft om mee voor de dag te komen. Met een onsentimentele, kraakheldere toon speelde ze Andriessens klaaglijke tertsen. Het ASKO|Schönberg, toegerust met harp en cembalom, liet de korte motiefjes van kleur verschieten. Begeleid door een streepdunne vioollijn zong Germino vervolgens een Italiaans gedichtje, ode aan een 18-jarige Anna Girò.
Dan, onverwacht, slaat de stemming in het stuk om. I hate thirds, ik haat tertsen, meldt Germino. En ze vertelt over een droom waarin een kind een ondraaglijke last met zich meedraagt. Het orkest speelt het kinderdeuntje, maar de onschuld is eruit verdwenen. Germino neemt de tertsen over, hoog op haar viool. Ze krijsen als hongerige meeuwen, en reiken hoger en hoger, als de schreeuw van een mens in doodsangst.
Andriessen heeft met La Girò een stuk geschreven dat verder gaat dan een concert. Het is een gestolde opera geworden, waarin de handeling niet voor het oog van de wereld wordt vertoond, maar zich in het hoofd van de solist voltrekt. Groots geschreven, machtig uitgevoerd.
Ook de rest van de avond was doordrongen van Vivaldi en zijn tijd. Onder de noemer De dromen van Anna Girò klonken nog twee uitstekende nieuwe composities.
Canzona, van de Pool Zygmunt Krauze (1938), is één lange melodie die vertrekt vanuit de piano en de basklarinet. Steeds meer instrumenten sluiten zich aan en het liedje wordt grimmiger. Een grote trom dreunt doffe onheilsslagen, een hobo voegt er een exotische kleur aan toe maar uiteindelijk wordt het vlees van de melodie afgestroopt. Wat rest is een geraamte van kale strijkers. Krauze heeft zijn materiaal bewust beperkt gehouden. Het enig frivole aan zijn Canzona is een grillige versiering die, als herinnering aan oude compositietechnieken, telkens opnieuw terugkomt en licht bedwelmend werkt.
In het nog onvoltooide Concerto van Andries van Rossem (1957) speelt de piano een hoofdrol. Toetsenmagiër Gerard Bouwhuis kreeg een partij voorgeschoteld die overstroomt van de ritmische vondsten en geraffineerde pingpongspelletjes met de andere musici. Hij speelde ermee als een onvermoeibare aanjager van timbres en sferen in een compositie die groots belooft te worden.    
Naast die nieuwe werken kwam Steve Reichs Double Sextet uit 2007 er bekaaid af. Het kreeg een onnodig ruwe uitvoering – jammer op zo’n uitzonderlijk mooie avond.
Biëlla Luttmer    
de Volkskrant, 14 januari 2012

Geen opmerkingen:

Een reactie posten