donderdag 26 januari 2012

interview - Ed Spanjaard zet Kagel pal naast Bach


Bach door een megafoon de zaal in blazen, hem laten piepen in zijn voegen, zijn gewijde context afstropen, dat doet Mauricio Kagel in zijn compositie Chorbuch. De Nederlandse Bachvereniging, bolwerk van zuivere interpretatiekunst, moest er tot voor kort niets van weten maar in het nieuwe programma Bach na Bach worden originelen van de meester afgewisseld met Kagels gecomponeerde commentaren. Ed Spanjaard, thuis in Bach én in muziek die geurt naar de lak van verse noten, klimt ervoor op de bok – voor het eerst bij de Nederlandse Bachvereniging.
‘Ein’ fe-he-he-he-heste Burg ist unser Gott. Opgewonden: Das Wort sie sollen lassen …daswortdaswort, daswoooooort und keindankdundkeindank.’ Op de bank in zijn huis in de Amsterdamse binnenstad zingt Ed Spanjaard (63) voor hoe de Argentijn Mauricio Kagel (1931-2008) gekke bekken trekt naar Bach. Of is er iets anders aan de hand?
Spanjaard: ‘Ten dele is het treiterig, maar het heeft ook een andere zin. Bachs koralen zijn zo volmaakt, zo perfect van structuur, van harmonie, zo in evenwicht dat veel mensen het van heerlijkheid alleen maar over zich heen willen laten komen. Prima natuurlijk, maar je kunt ook een stap verder gaan en je afvragen: waar gaat die tekst over? Wie hangt er? Waar wachten we op? Waar zit het leed, waar de eenzaamheid, waar de gemeenschap? Kagel houdt dat tegen het licht. Voor mijn gevoel is het geen kritiek maar eerder om een aspect van een tekstuitdrukking of een structuur te belichten waar je door die afgeronde perfectie niet meer bij stilstaat. Je geniet van Bach, maar het is zo af dat je er niet meer bij nadenkt. Bij Kagel hangen de rafels er soms letterlijk bij. Mit verstellter Stimme, schrijft hij voor, en Sprechgesang. Hij gebruikt zelfs een megafoon.’
Spanjaard, die als chef van het Limburgs Symfonieorkest en als gast bij het Concertgebouworkest musici boven zichzelf laat uitstijgen, die als operadirigent bezig is aan een alom bejubelde Wagnercyclus en met het Nederlands Kamerkoor tweemaal een cd maakte die met een Edison werd bekroond, heeft een lange geschiedenis met de muziek van Kagel. 
Zijn belangstelling ontstond in de eerste jaren van het Nieuw Ensemble, de specialistengroep op het gebied van eigentijdse muziek. Spanjaard, sinds 1982 dirigent van het Ensemble, speelde er toen nog piano en Kagel kwam dirigeren: Kantrimiusik, met loeiende koeien, getrappel van paarden en een dirigent die Onze Lieve Heer uitdaagt, en Tango Alleman, voor een Piazzolla-achtig trio met viool, piano en accordeon. Kagel zelf sprak het bijbehorende tragisch nep-Argentijnse kolderverhaal in woorden die niet bestaan. Spanjaard: ‘Hij ís Argentijn. Dat is zijn Blut und Boden. Hij steekt dus ook de draak met zichzelf. Het is niet zo van: jongens, ik sta erboven. Je voelt zijn engagement.’
Kagel nam wel meer componisten op de korrel, maar alleen bij Bach kwam hij telkens opnieuw terug. In Recitativarie uit 1972 bijvoorbeeld, voor een zingende klaveciniste, of in zijn Sankt-Bach-Passion uit het Bachjaar 1985, waarin het niet draait om het lijden van Christus maar om het lijden van Bach. In datzelfde jaar schreef hij een essay met de titel ‘An Gott zweifeln - an Bach glauben’.
Chorbuch, uit 1978, bestaat uit 53 delen die alfabetisch zijn geordend. Complete uitvoeringen van de compositie raadt Kagel af. De uitvoerenden kunnen zelf een selectie maken, de volgorde veranderen of delen herhalen. Of de stukken afwisselen met ander repertoire, zoals de Bachvereniging doet. Daar moeten werken van Gounod, Mendelssohn, Brahms en Moscheles het shockeffect van Kagel verzachten.  
Voor Spanjaard is het duidelijk: Kagels eerbied voor de grondcompositie staat buiten kijf. ‘Daar twijfel ik geen moment aan, maar het is alsof je net een huiveringwekkende scène in een Verdi-opera hebt gezien en je loopt het toneel op en je rammelt aan het bordkarton en ziet dat er een trappetje staat waar een stagemanager de iets te dikke primadonna af moet helpen. Je ziet een perfecte buitenkant, een zaal in het Escorial, en je bent in tranen omdat Koning Filips zo prachtig heeft gezongen. Maar hoe werkt het? Waar zijn de traps? Waar liggen de elektriciteitskabels, waar kom je in ademnood?
Als je luistert naar O Mensch bewein dein’ Sünden gross is dat volmaakt. Maar je bent vooral muzikaal geroerd. Ik weet niet of je op dat moment over je eigen zonden nadenkt, voor zover dat in het huidige tijdsgewricht überhaupt nog een rol speelt. Kagel doet: oooo Mensch - krakende stem - ooooo Mensch - steeds opgewondener - oooo MENSCH bewein-Mensch-bewein. Hij legt een aspect uit de muziek van Bach onder de microscoop en ziet dat er trilhaartjes aan zitten of dat er een bacterie naast ligt of dat het verontreinigd is door een tapijtkever. Het kan je aan het denken zetten, het kan je op een bepaalde manier ontroeren, of aan het lachen brengen. En ja: het kan je misschien irriteren. Maar vandaag, bij de eerste repetitie, heb ik aan de reacties van de musici vooral gemerkt hoe fantastisch het werkt als je zonder reserves doet wat Kagel schrijft. Dan wordt het een absurde,  heel bijzondere ervaring.
Bach na Bach - De Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Ed Spanjaard
26/1 Utrecht, Geertekerk
27/1 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ
28/1 Kampen, Bovenkerk
29/1 Rotterdam, de Doelen (aanvang 15 uur)

Geen kapitein Schettino
Ed Spanjaard is sinds 2001 chef-dirigent van het Limburgs Symfonieorkest, een van de ensembles die bij de komende bezuinigingen onder vuur liggen. In juni neemt hij er afscheid maar hij wil ‘niet als een kapitein Schettino’ zijn schip verlaten. Hij waarschuwt dat de orkestmusici in Nederland, die vergeleken met hun buitenlandse collega’s toch al matig worden betaald, onacceptabel hard worden getroffen door de ingrepen: ‘Als de tamelijk harde geruchten waar zijn, dreigt de gemiddelde orkestmusicus 30% van salaris kwijt te raken. Of hij krijgt een deeltijdbaan. Dat is alsof je tegen een postbode zegt: je verliest de helft van je wijk.’

de Volkskrant, 26 januari 2012

Geen opmerkingen:

Een reactie posten