donderdag 17 januari 2013

Juraj Valcuha, een dirigent om in de gaten te houden



Weber, Barber, Rachmaninov. Sol Gabetta, Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Juraj Valcuha.
Terwijl het Koninklijk Concertgebouworkest nog nagloeit van zijn tournee met de Let Andris Nelsons (33), schuift er alweer een nieuwe dirigent aan in het rijtje debutanten dat het orkest aan zijn publiek wil voorstellen: Juraj Valcuha, geboren in het Slowaakse Bratislava, getraind door de fameuze Ilya Musin en Jorma Panula en nu, op zijn 35ste, chef bij het Orchestra Sinfonica Nazionale della RAI in Turijn. Hij was eerder te gast bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest en maakte kilometers bij een hele trits belangrijke internationale orkesten en operahuizen.

Met de Argentijnse celliste Sol Gabetta naast zich schoten de vonken tussen het orkest en de soliste over en weer. Samen lieten ze zich verleiden door de Zuid-Amerikaanse ritmes in het Celloconcert van Samuel Barber. Gabetta, 30 en eveneens debuterend bij KCO, wisselde het ruig ritmische af met een toon die hoog en licht naar violen geurde. Van het langzame deel maakte ze een pas de deux met de hobo en, verderop, met de trompet: intieme onderonsjes in een compositie die de veelkleurigheid van het Amerika in de jaren veertig hoorbaar maakt.

De zaal juichte, zeker na Gabetta's toegift uit The book van Peteris Vasks waarin ineens tussen de nerveuze celloklanken een heldere sopraanstem priemt. Die bleek afkomstig van Gabetta zelf als een persoonlijk statement van een vrouw die haar rol als musicus graag uitbreidt naar die van performer. In Webers Ouverture Euryanthe hoorde je Valcuha-de-operadirigent aan het werk. In het koper vielen helden te ontdekken, de strijkers preekten passie en door het hele stuk schemerde de dreiging van de onderwereld. Deed je je ogen open, dan zag je een stram bewegende maestro die zijn musici weinig ruimte liet.

Als pièce de résistence koos hij Rachmaninovs Derde symfonie, waarin de lijnen als bladerdeeg worden uitgerold en laagje voor laagje op elkaar gestapeld. Daarin moet je het als luisteraar hebben van een dirigent die je de weg wijst: díe hobomelodie, díe altvioollijn, luister daar eens naar. Dat deed Valcuha in de snelle delen te weinig en daarmee verspeelde hij de aandacht van zijn publiek. Maar in het langzame deel stond er ineens een andere Valcuha. Het dirigeerstokje bleef ongebruikt. Met zijn blote rechterhand maakte hij direct contact met de musici in vloeiende, soepele bewegingen en ineens werd duidelijk waarom we deze man de komende jaren in de gaten moeten houden. Ondersteund door flexibele, nauwkeurig gekozen tempi maakte hij strakke lijnen die precies zo ver doorveerden dat ze niet stijf werden. Kom daar maar eens om, bij een dirigent van midden dertig.
de Volkskrant, 3 december 2011

Geen opmerkingen:

Een reactie posten