maandag 22 juni 2015

Richard Goode vergde met Beethovens laatste sonates het uiterste van zichzelf. En van zijn luisteraars.



foto: Steve Riskind

Richard Goode had voor zijn vijfde optreden in de serie Meesterpianisten een programma samengesteld dat verder ging dan de concerten die hij eerder in Nederland gaf. Met Beethovens laatste sonates, opus 109, 110 en 111, vroeg hij het uiterste - van zichzelf, maar ook van zijn luisteraars. De composities vormen samen één epische zwanenzang: Beethovens definitieve afscheid van de pianosonate. Vooral de laatste sonate spreekt tot de verbeelding. Thomas Mann gebruikte in zijn kunstenaarsroman Doktor Faustus het slotdeel Arietta als metafoor voor een Ende ohne Wiederkehr. Schiller noemde de sonate een symbool van het voortreffelijke. 
De raadselachtige opbouw van de werken vormt een belangrijk deel van hun aantrekkingskracht. Beethoven laat zijn frases als gedachtensprongen heen en weer flitsen. Hij breekt ze onverwacht af en gaat op een ander spoor verder. Pas als een musicus je in dat labyrint van gedachtenflarden bij de hand weet te nemen, valt alles op zijn plaats. Dan kun je even het gevoel krijgen dat je oog in oog staat met het Hogere.

Van Richard Goode mag je verwachten dat hij die ervaring kan oproepen. Jarenlang heeft de Amerikaan zich beziggehouden met de sonates, niet alleen met de laatste, maar met de complete serie van 32 stuks. Hij heeft er colleges over gegeven en ze integraal op cd gezet. In de serie Meesterpianisten hoorden we hem in Schubert, Schumann, Chopin, Debussy, Bach en een enkele sonate van Beethoven: stuk voor stuk concerten waaruit hij tevoorschijn kwam als een weloverwogen musicus - eerder een denker dan een impulsieve klavierleeuw. Er is nog een punt waarmee hij als Beethovenvertolker hoge ogen gooit: hij is geen mooispeler. Als het zo uitkomt, laat hij een klank knarsen als een korrel zand tussen je tanden.

Zijn opus 109 opende in een gewijde sfeer. Als een stil gebed neuriede Goode een korte passage voor zich uit. Hij maakte een abrupte overgang naar woeste arpeggio's en kwam uiteindelijk terug bij het serene landschap van het begin. Met die fraai uitgewerkte mijmeringen had hij een belangrijke troef in handen. Beethoven was in de periode waarin hij de sonates schreef bezig met zijn Missa Solemnis. De religieuze sfeer van de mis loopt in de pianowerken verder. Er is een citaat van Bach, 'Es ist vollbracht'. Er zijn fuga's en trillers die zo lang doorgaan dat je ze als een waas ervaart - een onwerkelijke blik in een dimensie zonder ruimte of tijd. Goode gunde zijn publiek die blik. In de variatiereeks waarmee de sonate afsluit, nam hij risico's: zijn hoge tempi waren op het randje van speelbaar. Vervolgens leverde opus 110 een glasheldere fuga op, die dwars door Beethovens dwaalmanoeuvres heen koers hield. 
En toch ontbrak er iets wezenlijks. Basnoten kregen te weinig articulatie, ritmische figuren zwalkten. In het Arietta, het slotdeel van opus 111, tastte onder de trillerwaas een motiefje doelloos rond. Het verhevene kreeg geen tegenwicht, de korrel zand tussen je tanden ontbrak. Aan het slot van de avond bleef je achter met het gevoel dat je bijna tot de kruin van een boom was geklommen maar de takken onder je voeten voelde afbreken.

Richard Goode in de serie Meesterpianisten. 15/3, Concertgebouw Amsterdam.

BEETHOVENS PIANOWENSEN
Hoe een piano moest klinken in de oren van Beethoven, ging zijn eigen fantasie te boven.
Beethoven was vrijwel doof toen hij zijn laatste sonates schreef, maar hoe een piano moest klinken, daar had hij uitgesproken ideeën over. Groot moest de klank zijn, met een toon die doorklonk tot lang na de aanslag. Aan de zes octaven van de instrumenten van zijn tijd had hij niet genoeg. Hij spoorde bouwers in Wenen, Parijs en Londen aan haast te maken met de ontwikkeling van het prille instrument. De fortepiano uit zijn jeugd, met een klank die nog dicht tegen de lichte toon van het klavecimbel aan leunde, had voor hem afgedaan. De sonates die hij in zijn beginjaren schreef, pasten hem niet meer. Beethovens fantasie ging snel, sneller dan de bouwers konden bijbenen. Bezoekers van zijn concerten zagen snaren die aan flarden werden gebeukt en geknakte hamers. De nieuwste ontwikkeling kwam van een Engelsman, Broadwood. Zijn instrument had meer volume dan de Erard die hij in huis had en die was bezweken tijdens het componeren van het Vijfde pianoconcert. Beethoven was euforisch: 'Het instrument omvat zes hele octaven, de klank is vol, mooi en krachtig - majesteitelijk in de laagte, zangerig in de hoogte.' Dat enthousiasme duurde niet lang. Met zijn hoofd in een koepel boven de piano ving hij net genoeg op om te horen dat ook de Broadwood het niet haalde bij het instrument dat hij in gedachten had. De Steinway waarop Richard Goode speelt, voldoet aan minstens twee van zijn wensen: hij heeft meer dan zeven octaven en een bulderkracht waarvan Beethoven alleen kon dromen.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 17 maart 2015

Geen opmerkingen:

Een reactie posten