maandag 19 maart 2012

Valeri Gergjev terug bij KCO

Dirigent Valeri Gergjev

Muziek
Sibelius, Prokofjev, Dutilleux. Leonidas Kavakos, Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Valeri Gergjev. Amsterdam, 16/3.
Valeri Gergjev en Leonidas Kavakos, een grotere tegenstelling is nauwelijks te verzinnen. Toch stonden ze samen op het podium van het Amsterdamse Concertgebouw – de Russische dirigent met de strakke kaken van een generaal en de Griekse violist die met zijn lange sluike haar steeds meer op John Lennon gaat lijken. Hij is musicus met de andere musici op het podium: voor het spelen krijgen zijn collega’s aan de eerste lessenaars van het Koninklijk Concertgebouworkest geen formele handdruk maar een omhelzing. Het zette de toon voor een uitvoering van het Vioolconcert van Sibelius waarin Gergjevs kaken ontspanden en waarin de tedere klanken van Kavakos’ viool weerklonken in de sfeer van het orkest.
Er was vooral met spanning uitgezien naar de wisselwerking tussen Gergjev en het Concertgebouworkest, een hernieuwde kennismaking die meer dan zestien jaar op zich heeft laten wachten. De voormalige chef van het Rotterdams Philharmonisch Orkest geldt als een dirigent die de magie in de composities van Sjostakovitsj en Prokofjev aan de oppervlakte kan brengen. Tegelijkertijd is hij een man die met zijn grillige gedrag menig orkestlid tot wanhoop drijft.
Destijds dirigeerde hij een puur Russisch programma, nu begon hij met Métaboles, een compositie uit 1964 van de Fransman Henri Dutilleux, die zijn basisidee partikeltje voor partikeltje van gedaante laat veranderen. Strak geëtste houtblazerstonen transformeren in uitgegomde vegen van de strijkers. Zeven slagwerkers en een uitgebreide groep blazers morrelen aan de texturen van een toon: ze maken hem weker of geven hem een venijnige scherpte.
In handen van Gergjev werden die eigenschappen nog eens uitvergroot. Luid werd daverend, zacht kreeg onder zijn vlinderende handbewegingen het karakter van adem die langs je wang strijkt. Gergjevs Dutilleux is een andere dan we gewend zijn, eentje met meer bite en minder Frans gevoel voor timbres, maar de compositie kon die grootse aanpak goed verdragen.
In Prokofjevs Vijfde symfonie kwam alles samen: Gergjevs kracht en de onwaarschijnlijke potentie van het Concertgebouworkest, dat zich in het allegro marcato liet opdrijven tot een uitzinnig gepassioneerde dans – een droomuitvoering, op de grens van het technisch haalbare, en het emotioneel bevattelijke, maar daardoor onweerstaanbaar spannend.
De meeste sympathie was voor Kavakos, die zich in alle kwetsbaarheid aan zijn publiek liet zien en als toegift in zijn eentje een hondsmoeilijke bewerking van een simpele gitaarmelodie speelde. Hij kreeg er evenveel applaus voor als Gergjev voor zijn magistrale Prokofjev.
Biëlla Luttmer   
de Volkskrant, 19 maart 2012

Geen opmerkingen:

Een reactie posten